Floor Ziegler en Teun Gautier: ‘Het is nu tijd voor overheid en burger op gelijke voet’

Hoe krijgen we grip op de toekomst? Dat was de centrale vraag op de Dag van het Bestuur 2025. Voor aanjagers van de BewonersBeweging Floor Ziegler en Teun Gautier is de vraag niet hoe, maar wíe er eigenlijk grip moet zien te krijgen. ‘Die plichtsgetrouwe overheid beslist in hoge mate over het leven van burgers - dat maakt mensen afhankelijk, minder zelfredzaam – ze ervaren minder grip.’ Hun pleidooi? Publiek-civiele samenwerking: ‘Het enige dat een gemeenschap nodig heeft, is een trouwe samenwerkingspartner. Dat is een rol die de overheid moet gaan vervullen.’

Floor Ziegler en Teun Gaultier
Beeld: ©Roderik Rotting
Floor Ziegler en Teun Gautier: ‘Veel burgers hebben nu het gevoel dat ze geblinddoekt achter op een brommer zitten - iemand anders bestuurt, en je weet niet waar het toe leidt.’

Hoe krijgen we grip in een wereld waarin het streven naar individuele welvaart het won van collectief welzijn? Tijdens het verdiepende college van Floor Ziegler en Teun Gautier op de Dag van het Bestuur op 17 maart 2025 werd duidelijk: gemeenschappen werden de afgelopen decennia misschien overbodig verklaard, maar zijn nooit geheel van het toneel verdwenen. Sterker nog, zij bieden vandaag weer volop kansen. Aan de hand van hun boek ‘Een wereld van gemeenschappen’ voerde een intiem gezelschap van ambtenaren en bestuurders het gesprek over de wederopstanding van de civiele samenleving en de veranderende rol van de overheid.

Na afloop praat het duo bij met Overheid van Nu – verleden jaar lieten zij zich interviewen naar aanleiding van de publicatie van hun boek. In het lokaal waar zojuist een geanimeerd kringgesprek plaatsvond, laten zij hun licht schijnen over de “grip” waar iedereen vandaag zo naarstig op zoek lijkt.

Ziegler: ‘Ik denk dan, om wie gaat het eigenlijk? Wie moet grip vinden? De WRR schreef onlangs een rapport van bijna 200 pagina’s, hebben daarvoor met enorm veel mensen gesproken, maar niet met één burger. Ik sprak de opsteller ervan. Die zei: “De voorzitter van de SER is ook burger.” Ja, dat is feitelijk juist, maar vanuit die rol is hij niet bevraagd. Bovendien is het niet die burger die een gebrek aan grip ervaart.’

‘De overheid moet durven loslaten - het tegenovergestelde van grip, dus’

Jullie schreven het boek ‘Een wereld van gemeenschappen’. Kun je vanuit die context reflecteren op die vraag?

Gautier: ‘Wij geloven dat je als overheid moet kijken naar grip vanuit de inwoner en diens gemeenschap. Onze kernregel is daarom altijd: begin bij wat er al is. De afgelopen decennia heeft de overheid veel naar zich toe getrokken, en daarmee gemeenschappen ook iets ontnomen. Je hoeft niet meer voor je zieke buurvrouw te zorgen, want de overheid doet dat. Maar tegelijk is beloofd: “Wij zorgen dat er geen armoede meer is. Dat er werkgelegenheid is.” Die belofte is niet waar te maken.’

Als ik me niet vergis hebben we daar vanaf de jaren negentig juist een kentering in gezien

Gautier: ‘Juist. Rutte expliciteerde dat en kondigde ruim tien jaar geleden de participatiesamenleving af: de samenleving en de markt moesten het zelf gaan doen. De markt zei: da’s goed! Maar de samenleving had intussen weinig sociale infrastructuur meer. Die terugtrekkende beweging was dus geen poging om de samenleving te versterken, maar primair een bezuinigingsmaatregel.’

Ziegler: ‘De vraag is dan: wie is in zo’n situatie de probleemeigenaar? Wie is verantwoordelijk voor armoede in bijvoorbeeld Amsterdam Nieuw-West? Niet alleen de wethouder of minister. Het is van ons allemaal. Als je probleemeigenaar bent, als overheid, dan ben je ook direct oplossingseigenaar. Erken in plaats daarvan nou dat je met elkaar verantwoordelijk bent. Er zijn dingen die de overheid heel goed kan, maar dat geldt net zo voor burgers.

Ik denk dat veel burgers nu het gevoel hebben dat ze geblinddoekt achter op een brommer zitten. Iemand anders bestuurt, en je weet niet waar het toe leidt. We moeten ons perspectief op grip radicaal verleggen, en leren denken vanuit de burger. Die búrger moet grip ervaren.’ En dit gebeurt pas als de overheid gaat durven loslaten. Het tegenovergestelde van grip dus…’

‘Maar stel nu dat je gewoon begint met een rondje door de wijk en je afvraagt: wie moet ik hier kennen?’

Hoe duiden jullie die discrepantie tussen gewenste en ervaren grip bij burgers?

Ziegler: ‘Ik denk dat de overheid, die in de jaren zestig en zeventig een deel van het gemeenschappelijke naar zich toe trok, de zaak niet goed heeft teruggelegd in de samenleving. Je hoeft zelf die stoeptegel niet meer recht te leggen – je belt een mannetje. Dat is gemakkelijk, maar het geeft geen gevoel van grip. Als je het op zaterdagochtend met je buurman doet, heb je dat gevoel van grip wél.’

Gemak dient de mens

Gautier: ‘Wat ik zie is dat er in hoge mate over het leven van burgers wordt beslist. Dat maakt mensen afhankelijk, minder zelfredzaam, en dat levert stress op. En nu wil diezelfde overheid dat burgers gaan meedoen. Participeren. Maar “meedoen” betekent vaak: jij mag aansluiten bij onze agenda. Je mag iets zeggen tijdens een inspraakavond, maar het beleid is al in de maak. Volgens ons is dat geen goed vertrekpunt. Nogmaals, ons credo is daarom: begin bij wat er al is.’

Ziegler: ‘Neem armoede in een stad. Op een gegeven moment wordt dat door een wethouder tot persoonlijk speerpunt gemaakt. Er komt onderzoek, beleid, een programma, misschien een congres. Allemaal top-down. Maar stel nu dat je gewoon begint met een rondje door de wijk en je afvraagt: wie moet ik hier kennen? Dan ontdek je dat er al twaalf moeders zijn die ontbijtjes maken voor kinderen. Dat initiatief is er dus al. Ga dan niet alles opnieuw uitvinden. Bouw voort op wat er leeft. Dan kan je veel gerichter en met veel minder middelen beantwoorden aan datgene waarmee die gemeenschap écht geholpen is.’

Dus het draait om betrokkenheid?

Ziegler: ‘Precies. Ik vraag ambtenaren weleens: werk je voor of met de samenleving? Dat lijkt een miniem verschil maar heeft gigantische gevolgen. We hoeven het niet allemaal te doen vóór mensen. Er zijn 8,5 miljoen Nederlanders die zich vrijwillig inzetten voor hun buurt. Sportclubs, buurtgroepen, noem maar op. Die mensen weten wat er speelt, waar ze goed aan doen en kunnen het vaak beter zelf oplossen. Het enige dat de gemeenschap nodig heeft, is een trouwe samenwerkingspartner. Een overheid die niet meer dwars en in de weg zit en vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen naast de actieve burgers gaat staan. Die durft los te laten en vraagt: wat heeft u nodig? Dat is een rol die de overheid moet gaan vervullen.’

De overheid als ouder die zijn kind leert fietsen

Ziegler: ‘Ja. Af en toe bijsturen, maar altijd met de bedoeling dat de ander het zelf gaat doen. De overheid moet geen oplossingen opleggen, maar samenwerking aanbieden.’

‘Na publiek-private samenwerking is het nu tijd voor publiek-civiele samenwerking – dat vraagt een open overheid en burgers die de mouwen opstropen’

Toch lukt het ambtenaren vaak niet om die nabijheid te tonen. Waar ligt dat aan?

Gautier: ‘Dat ligt voor een deel aan ons politieke stelsel. In verkiezingstijd profileren politici zich op een thema. Ze prediken: “Ik ga de zorg of de energietransitie oplossen.” Dan worden ze verkozen en krijgen ze de portefeuille toebedeeld waarmee ze dat probleem te lijf mogen gaan. Daarmee is die politicus of politica de gedoodverfde probleemeigenaar geworden die moet leveren. Die druk sijpelt door naar de ambtenaren die vervolgens continu bezig zijn hun bewindspersoon “uit de wind te houden” en vooral bezig zijn die verkiezingsbelofte in te kunnen lossen.’

Terwijl die belofte lang niet altijd reëel of zelfs maar werkbaar is

Gautier: ‘De kloof tussen politiek en samenleving groeit zo verder. En op een gegeven moment staat een wethouder tegenover een zaal boze bewoners uit te leggen waarom het niet loopt.

Ik geloof dat we er als samenleving baat bij hebben als een politicus soms durft te zeggen: het is niet mijn probleem. Jullie hebben een probleem en jullie kunnen daar samen richting in vinden. Maak gemeenschappen dus maar probleemeigenaar en dan is de overheid er gaandeweg om in bepaalde benodigdheden te voorzien.’

Die dienstbaarheid moet dus anders invulling krijgen?

Gautier: ‘Ja. Na publiek-private samenwerking is het nu tijd voor publiek-civiele samenwerking. Overheid en burger op gelijke voet. En dat betekent niet alleen dat de overheid zich open moet stellen, dat betekent ook dat bewoners de mouwen moeten opstropen en moeten stoppen met boos zijn.’

Hoe brengen jullie die civiele samenleving in paraatheid?

Ziegler: ‘Wat wij doen, is initiatieven verbinden. Nederland telt anderhalf miljard uur vrijwilligerswerk per jaar, maar het zijn allemaal eilandjes. Wij brengen die gemeenschappen samen in de netwerken Coalitie We Doen het Samen en in het Huis van Actief Burgerschap in Utrecht. Zodat er van elkaar geleerd wordt en vruchtbare samenwerkingen ontstaan. En de BewonersBeweging een zichtbaardere, sterkere en gelijkwaardigere partner wordt van de overheid en markt.’

‘De samenleving heeft er baat bij als een politicus soms durft te zeggen: het is niet mijn probleem - jullie hebben een probleem en jullie kunnen daar samen richting in vinden’

En wat kan de ambtenaar doen?

Ziegler: ‘We zeggen dus ook tegen ambtenaren: verander je beleidscyclus In plaats van op het laatst iets met participatie doen om even wat draagvlak te creëren. Beter is het je eigenaarschap te cultiveren door eens andersom te beginnen. Leg het initiatief bij de gemeenschap.

En: wordt zelf ook Actief Burger. Stop met vergaderen en beleid maken voor de samenleving. Ga op de rand van de zandbak zitten en vraag aan een bewoner: wat zou jij jouw wijk gunnen? En of ze willen helpen met de renovatie van dat pleintje. Geef ze die kans en je zult zien hoe vanzelfsprekend het wordt.’

Dat klinkt ogenschijnlijk eenvoudig. Waar wringt de schoen?

Ziegler: ‘Ambtenaren zijn vaak bang om het stuur uit handen te geven: “Dan heb ik geen zicht meer op wat er gebeurt.” Wat blijkt in de praktijk: hoe meer eigenaarschap bij de burgers komt te liggen, hoe meer grip je werkelijk blijkt te hebben. Want hoe groter en breder de verantwoordelijkheid wordt gedragen, hoe minder risico en mislukking. Dit brengt ons terug bij de kernvraag: wie moet grip hebben? Ik zeg: de burger. De overheid blijkt ook helemaal niet bij machte die grip zelf te organiseren.’

Is het streven naar grip dan wel legitiem?

Ziegler: ‘Nee, de overheid moet durven vertrouwen op die gelijkwaardige samenwerkingspartner: de civiele samenleving. Dan ontstaat grip vanzelf. Ambtenaren zijn vaak enorm dienstbaar. Ze voelen zich verantwoordelijk: “Ik ga zorgen voor een mooi plein.” Maar waarom zou je dat niet sámen doen met de buurt? Mensen willen graag meewerken, dat is bovendien veel leuker.’

Gautier: ‘In Den Haag lijkt soms een soort dedain te bestaan voor lokaal initiatief. Er wordt een beetje op neergekeken: “Wij met de kennis, zijn hier met de wezenlijke zaken bezig.” Dat is onterecht. Juist op dat lokale niveau worden problemen en oplossingen tastbaar voor mensen, dat kun je niet wegwuiven.’

‘Wat blijkt in de praktijk: hoe meer eigenaarschap bij de burgers komt te liggen, hoe meer grip je werkelijk blijkt te hebben’

Moet de ambtenaar vrezen voor zijn bestaansrecht in zo’n samenleving?

Gautier: ‘Dat gevoel leeft misschien, maar is onterecht. De ambtenaar krijgt er juist een rijkere, menselijkere rol bij. Ik zat eens met een groep ambtenaren. Hun relatie met bewoners was slecht. Ik vroeg: doen jullie zelf iets voor de gemeenschap? Toen kwamen er verhalen over vergunningen voor een buurttuin en de rompslomp daaromheen. Alsof de leraar voor de klas ineens denkt: dit boek deugt niet.

Wat ik bedoel is: het gaat uiteindelijk om menselijkheid. Die kant moet je in jezelf aan durven spreken, ook onder werktijd. Dus, zit niet als functionaris op de rand van die zandbak, maar als medeburger. Durf mens te zijn, dat is waar het uiteindelijk om gaat.’