In ‘De Nieuwe Polder’ mag ook de burger volwaardig meedoen
Er wordt tegenwoordig wel vaker gezegd dat het oude poldermodel passé is, want niet meer geschikt voor de grote maatschappelijke transities van dit tijdsgewricht. Hoog tijd, aldus Bernard ter Haar en Ruben Koekoek, voor ‘De Nieuwe Polder’. In de gelijknamige, door hen samengestelde essaybundel vertellen topambtenaren, wetenschappers en maatschappelijk ondernemers hoe die nieuwe samenwerkingscultuur gestalte kan krijgen. Centrale gedachte: de burger krijgt een net zo prominente plek aan tafel als overheid, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven.
Ons consensusmodel van belangen verbinden en gezamenlijk tot oplossingen komen, kan in binnen- en buitenland op vele fans rekenen. Het heeft Nederland lang tot ‘een bloeiende samenleving’ gemaakt, stellen Ter Haar en Koekoek. Maar, zeggen zij, in deze tijd van maatschappelijke transities zijn de uitdagingen groot en blijkt onze uitgangspositie minder gunstig: ‘De kracht van de samenleving om tot breed gedragen oplossingen te komen op de complexe maatschappelijke kwesties, is aanzienlijk afgenomen.’
Bernard ter Haar was geruime tijd topambtenaar bij de Rijksoverheid waarvan twintig jaar op het ministerie van Financiën, onder meer als directeur Financiële Markten. Ook was hij directeur-generaal van Milieu en Sociale Zekerheid en Integratie. Als bestuurder is hij actief bij NL Financial Investments (NLFI), Hivos en Social Finance NL. Ruben Koekoek is medeoprichter en directeur van Social Finance NL. Hij werkte negen jaar in verschillende rollen voor ABN AMRO Bank. Naast zijn werk voor Social Finance NL was hij voorzitter van het Joods Humanitair Fonds en Visiting Fellow van het Government Outcome Lab van Blavatnik School of Government, Oxford University. |
Een nieuwe polder ontginnen
De oude polder liep de afgelopen jaren onder. Dat uitte zich in ‘de verkokering van de beleidsvorming, het gebrek aan maatschappelijk draagvlak, de budgettaire stuurloosheid en het gebrek aan uitvoeringskracht', stellen Ter Haar en Koekoek. Om breed gedragen oplossingen te formuleren op de grote vragen van nu is volgens hen een nieuw soort polder nodig waarin ‘op een andere manier wordt gefinancierd en samengewerkt’.
‘Een succesvolle polder maakt gebruik van de kennis en kunde die verankerd ligt in de samenleving en biedt ruimte aan initiatief’
Naast de klassieke drie polderpartijen – overheid, maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven – maken de auteurs in hun inleidende pleidooi de weg vrij voor een nieuwe partij: de burger. Volgens hen is de nieuwe polder er een waarin de overheid effectief samenwerkt met organisaties en burgerinitiatieven, en investeert in de capaciteit om deze samenwerkingen succesvol te laten zijn. ‘Een succesvolle polder maakt gebruik van de kennis en kunde die verankerd ligt in de samenleving en biedt ruimte aan initiatief’, aldus Ter Haar en Koekoek. Hoe burgers toe te rusten op hun rol in die nieuwe polder? In de essaybundel wordt hiertoe een scala aan beleidsmaatregelen gepresenteerd.
Dynamische arbeidsmarkt
Neem het essay van hoogleraar ‘Strategy & Transformation management’ Annemieke Roobeek. Daarin stelt ze dat digitalisering, AI, verduurzaming van productie en consumptie en de energietransitie vergaande impact hebben op ons leven. Die ontwikkelingen vragen van de burger dat deze voortdurend nieuwe vaardigheden ontwikkelt, anticipeert en mee verandert. Kortom, dat die meepolderende burger levenslang zijn kennis en vaardigheden ontwikkelt.
Roobeek pleit voor een meer ‘dynamische arbeidsmarkt in tijden van transformatie’: een arbeidsmarkt waarin het normaal is van baan of sector te wisselen en je blijvend te ontwikkelen op basis van persoonlijke en maatschappelijke behoeften.
‘Hervormende Ontwikkelcentra moeten een basisvoorziening zijn voor iedereen die maatschappelijke waarde wil toevoegen op de arbeidsmarkt’
Hervormende Ontwikkelcentra
Haar oplossing? Hervormende Ontwikkelcentra. Leerwerkplekken binnen organisaties waar persoonlijke vorming en nieuwe kennis samenkomen. Volwassenen kunnen zich hier laagdrempelig, in een relatief ‘kort, intensief en praktijkgericht’ traject ontwikkelen richting nieuw werk. In tijden van maatschappelijke en economische transformatie creëren ze een ‘natuurlijke buffer, een bijtankplek en een nieuw netwerk’. Dit, meent Roobeek, helpt mensen bij het zetten van vervolgstappen waar de hele maatschappij baat bij heeft.
Vaak hebben werkenden al veel breed toepasbare vaardigheden op zak, maar is het lastig de overstap te maken, aldus Roobeek. ‘Tegelijkertijd is bij bedrijven, in de zorg en in het onderwijs, behoefte aan nieuw personeel dat praktisch en op niveau ingewerkt kan worden.’
Volgens haar is het nu aan de ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs, om ‘vanuit een ondersteunende houding op te trekken met een breed netwerk aan partijen uit het bedrijfsleven’.
Om ervoor te zorgen dat dit – anders dan de meeste vormen van bijscholing – geen ‘elite-feestje’ wordt, is het zaak dat de overheid investeert. Hervormende Ontwikkelcentra moeten een basisvoorziening zijn voor ‘iedereen die maatschappelijke waarde wil toevoegen op de arbeidsmarkt’. Ook voor arbeidsmigranten, vluchtelingen en anderen die eerder niet konden aanhaken. Dit zal zich – letterlijk – terugbetalen, gelooft Roobeek: 'In plaats van uitkeringen voor mensen die het niet kunnen bijbenen, investeren we straks massief in vorming.'
Twaalf aanknopingspunten
In De Nieuwe Polder komen twaalf essays aan bod op het gebied van (sociaal)economie, duurzaamheid, kansengelijkheid en kennisontwikkeling. Tezamen maken zij inzichtelijk hoe de overheid, door anders te financieren en samen te werken, een nieuwe polder kan ontginnen. Een polder waarin burgers vaste voet aan de grond krijgen, zich kunnen organiseren, equiperen en hun bijdrage kunnen leveren aan de oplossing van de grote vraagstukken van deze tijd.
Verwacht bij het lezen dus geen succesverhalen en perfecte burgers die hun plek aan tafel al verworven hebben. In De Nieuwe Polder wordt niettemin de stoel voor hen klaargezet. Roobeek en de andere essayisten doen dit door suggesties voor nieuw beleid. Van werkcentra in arbeidsmarktregio’s tot een gezondheidszorg die de aandacht verlegt van zorg naar gezondheid; alle verhalen bieden een concreet perspectief. Het heldere toekomstbeeld dat hiermee ontstaat nodigt uit om de eerste stappen te zetten richting die nieuwe samenwerkingscultuur: de nieuwe polder.