‘Een wereld van gemeenschappen’: hoe bewoners uitreiken naar ambtenaren en hun systeemwereld
De bottom-up beweging groeit: mensen die in de buurt een behoefte zien of hebben, en zelf aan de slag gaan. Zo werken ze aan de maatschappelijke opgaven waar overheden vaak vooral over lijken te praten. Al die goede voorbeelden inspireren stadmakers Teun Gautier en Floor Ziegler om de overheid ook een helpende hand te bieden. ‘Sluit aan bij die fantastische burgerinitiatieven’, is hun advies.
Wie zijn Teun Gautier en Floor ZieglerFloor Ziegler is een stadmaker. Zij vormt gemeenschappen van mensen uit zowel de leef- als systeemwereld rond plekken en aan de hand van thema’s. Vanaf het ontstaan van deze gemeenschappen werken stadmakers, creatieven en systeemmensen daarin gelijkwaardig aan één zelfde doel en betrekken daarbij de samenleving. Teun Gautier is uitgever van origine en heeft sporen in de politieke en bestuurlijke wereld. Floor en Teun ontmoetten elkaar in de Raad van Toezicht van Pakhuis de Zwijger. Zij richtten samen de StadmakersCoöperatie op waarin de stadmakers uit Nederland zich verbinden, meer zichtbaarheid krijgen en gekoppeld worden aan grote en kleine vraagstukken van opdrachtgevers uit de systeemwerelden. Meer over hun samenwerking vind je op hun gezamenlijke site. In november verscheen Een wereld van gemeenschappen. In een reeks reportages, verhalen en interviews, uitmondend in een landelijk manifest, wil dit boek laten zien dat het kan en hóe het kan: een wereld die niet van bovenaf wordt georganiseerd, maar horizontaal, op basis van gelijkwaardigheid en partnerschap. |
Floor Ziegler loopt al meer dan vijftien jaar in wijken en spreekt met mensen over hun eigen buurt. ‘Op de een of andere manier kun je een willekeurig iemand op straat aanspreken en een mooi verhaal verwachten over hoe de buurt mooier, liever, eerlijker en duurzamer wordt door een bepaald initiatief’, vertelt Floor.
Ze heeft het over de ruim 6,6 miljoen mensen in Nederland die actief zijn in hun buurt, wijk, dorp of stad. Waarom doen ze dit en wat kan de overheid hiervan leren?
‘Burgers ervaren dat er veel tijd verloren gaat aan strategieën, protocollen en programma’s - ze krijgen dan het gevoel dat er weinig gebeurt en gaan dan dus zelf aan de slag’
Toveren met mensen
In die gesprekken merkte Floor iets belangrijks op, namelijk hoe vanzelfsprekend het is voor veel mensen om van betekenis te zijn voor anderen. Vanuit die houding gebeurt er veel.
In het Friese dorp Garyp hebben bewoners sociale woningen gebouwd met het geld dat het dorp verdiende met een eigen energiecoöperatie.
In Austerlitz hebben bewoners de zorg vrijwel helemaal zelf georganiseerd.
In de Rotterdamse wijk Delfshaven is een welzijnscoalitie actief die bestaat uit zestig bewonersinitiatieven, met duizend vrijwilligers.
Een wereld van gemeenschappen gaat volgens Teun Gautier over al die mooie voorbeelden van burgerinitiatieven die laten zien dat we maatschappelijke opgaven wél kunnen oplossen. En dat mensen gemaakt zijn om onderdeel te zijn van een gemeenschap. ‘Toveren met mensen’, noemt Floor het. ‘Uiteindelijk heeft verbinding niets te maken met politieke voorkeur. Je werkt vanuit verbinding omdat je iets wilt betekenen voor de buurt.’
Het succes van burgerinitiatieven is deels te danken aan meer welvaart, denkt Teun. Er zijn steeds meer mensen die naast hun baan tijd en geld hebben om iets op te zetten. Ook professionals zetten zich steeds vaker in om behalve op kantoor ook in het buurthuis hun talenten en skills te gebruiken. ‘Maar er valt ook veel te verklaren vanuit de frustratie van burgers dat er veel tijd verloren gaat aan strategieën, protocollen en programma’s’, zegt Teun. ‘Mensen hebben dan het gevoel dat er weinig gebeurt en dus gaan ze zelf aan de slag.’
‘Onderzoeken doen, vergaderen en congressen houden – het is vaak een vorm van beleid maken die wel werkt voor de ambtenaar, maar onherkenbaar is voor de burger’
Gaat het nog goed met de overheid?
In een brief aan de overheid op Stadmakersonline.nl (aanhef: Overheid, ik geef het op!) maakt Floor zich druk over de systeemwereld van de overheid die lokale initiatieven tegen lijkt te werken. Ze vraagt zich af of er nog iemand is die vindt dat het goed gaat met de overheid. Er gaat volgens haar veel tijd zitten in het uitleggen aan de overheid wat die initiatieven inhouden, waarom ze er zijn, wat ze bereiken en waarom ze financiering nodig hebben. ‘Daarbij, het gaat allemaal over maatschappelijke vraagstukken waar de overheid haar hoofd over breekt’, vertelt Floor. En dat frustreert.
De overheid is steeds vaker op zoek naar inspraak vanuit de samenleving. Door participatieprocessen moet de stem van de burger gehoord worden. Dat is op zichzelf niet verkeerd, vindt Teun. ‘Traditioneel gezien waren dorpen al gemeenschappen. Dat is niet veranderd. Wat wel is veranderd, is dat de overheid veel sociale functies naar zich toe heeft getrokken. Je hoeft geen soep langs te brengen bij de buurman die net is geopereerd. De overheid zorgt ervoor dat die buurman thuiszorg krijgt. En daarmee is de overheid in zichzelf gekeerd. Vanuit die positie is het moeilijker om verbinding te zoeken met de burger. De systeemwereld kijkt met een andere bril naar “problematische” wijken.’
Ondertussen heeft de overheid het maar druk en is ook daar een tekort aan mensen. Teun en Floor twijfelen er niet aan dat er ambtenaren zijn die bevlogen en betrokken zijn. Maar het systeem is te groot geworden en zit vaak in de weg.
Onderzoeken, vergaderingen en congressen zijn in Teuns ogen niet altijd nodig. Hij vergelijkt deze vorm van beleid maken met het organiseren van een feestje: ‘Een feestje organiseren voor een ander waarbij jij bepaalt wat de versiering is, welke taart er wordt gegeten en wie er uitgenodigd is. Dat zorgt dat diegene denkt: dit is niet mijn feestje. In plaats daarvan kun je ook zeggen: Ik hoor dat je jarig bent. Wat heb je nodig?’
‘Ga gewoon eens rondlopen op straat en vraag waar mensen behoefte aan hebben – de kaders van de systeemwereld hoeven daarvoor niet te worden losgelaten’
Meer dan alleen lief en schattig
Zonde dus dat de overheid te veel bedenkt en niet vraagt naar wat er nodig is, vinden Teun en Floor. ‘De overheid helpt op dit moment te weinig en daardoor raken mensen het vertrouwen kwijt’, zegt Teun. Hij spoort ambtenaren aan om ‘gewoon eens rond te lopen op straat’ en te vragen waar mensen behoefte aan hebben.
De kaders van de systeemwereld hoeven daarvoor niet losgelaten te worden als je het aan Floor vraagt, maar kunnen wel wat rek gebruiken. ‘Je blik is positiever als je kijkt naar wat er wel mogelijk is.’
Dat ambtenaren daar tegenop kijken, vindt Floor best logisch. ‘Het is moeilijk om naar buiten te treden als je weet dat er veel boosheid is. Daarom is het belangrijk om aan te sluiten bij de initiatieven die er al zijn. Dat zijn bewoners die er iets van willen maken en positief zijn ingesteld.’
‘Neem bewonersinitiatieven ook serieus’, vult Teun haar aan. ‘Burgerinitiatieven zijn geen leuke bezigheden of hobby’s. Het is meer dan alleen lief en schattig.’ Teun doelt daarmee op de relatie tussen overheden en lokale samenstellingen van burgers die vaak wordt bestempeld als opdrachtgever en -nemer. ‘Als je als partners samenwerkt, bereik je veel meer.’
Floor weet ook dat dit lastig is omdat het speelveld gelijk moet blijven en de overheid niet mag voortrekken. ‘Maar begin maar gewoon’, wil ze ambtenaren meegeven. ‘Projecten die uit de maatschappij ontstaan, zijn er niet op uit om winst te maken. Het doel is een betere leefomgeving.’ De welwillendheid om samen te werken met de overheid is daarom niet ver weg, denkt Floor. Dat vergt een houding van vertrouwen die nu vaak mist vanuit de overheid.
‘Wij moeten ambtenaren een hart onder de riem steken – naast hen gaan staan en laten zien wat er allemaal kan’
De ambtenaar als burger
Nadat de boosheid was gezakt, schreef Floor een andere brief aan de overheid (aanhef: Overheid, kan ik je helpen?’). Nu veel positiever, waarin ze de overheid vraagt wat zij kan betekenen voor de overheid. ‘Wij moeten ambtenaren een hart onder de riem steken’, zegt ze. ‘Als ambtenaar opereer je vaak alleen. Burgers moeten naast ambtenaren staan en laten zien wat er allemaal kan. Dan is het bijna onmogelijk om niet aangestoken te worden door dat enthousiasme.’
Door dat enthousiasme kunnen overheden veel leren van lokale gemeenschappen. ‘Oplossingen die door de buurt zelf worden aangedragen, gaan altijd over verschillende domeinen. En dat betekent dat interbestuurlijk samenwerken zeker nodig is’, zegt Teun.
De samenleving is niet opgedeeld in thema’s zoals werk & inkomen, klimaat en eenzaamheid. Het uitgangspunt is dat mensen vanuit hun eigen talenten en drijfveren van betekenis kunnen zijn. ‘Elkaar opzoeken is nodig als je iets wil veranderen.’
Daarnaast ziet Floor dat burgerinitiatieven goed zijn in dingen doen. ‘Waar overheden vaak bezig zijn met onderzoek doen, programma’s schrijven of beleid maken, doen mensen in de buurt waar beleid over gaat. Een buurttuin bijvoorbeeld of een bar die gerund wordt door daklozen. Meedoen is onderdeel zijn van de gemeenschap.’
Dat gaat allemaal niet vanzelf voor de overheid, weten Teun en Floor. ‘Daar is lef en creativiteit voor nodig’, zegt Teun. ‘De ambtenaar is ook burger. Juist als ambtenaar kun je, ondanks die systeemwereld, veel betekenen.’
Hij vertelt over een wethouder die ging over een gebied waarvoor het bestemmingsplan een industrieterrein was. De grote bedrijven bleven weg, maar hij kreeg verzoeken van een aantal kleine ondernemers om zich daar te vestigen en stond dat toe. In korte tijd ontstond er op het lege zandterrein een levendige ontmoetingsplek er eerst niets was. ‘Eindeloos vergaderen over een plan van aanpak heeft niets opgeleverd. Maar om het goede te doen, hoef je alleen maar om je heen te kijken voor goede initiatieven.’