De samenwerkingsfuik van de Vereniging Drentse Gemeenten: ‘We willen soms te graag met elkaar’
Ze begonnen in 1921 met het gezamenlijk inkopen van kolen en kantoorgerei. Inmiddels richt de Vereniging Drentse Gemeenten (VDG) zich op de complexe maatschappelijke opgaven. Ambtelijk secretaris en directeur Martin Nanninga reflecteert op de haken en ogen van een reeds langdurige samenwerking. ‘Het werkt, maar het behoud van harmonie is hier vaak belangrijker dan goed tegenover elkaar uitspreken wat je van elkaar verwacht.’
Als ambtelijk secretaris en directeur van de VDG is Martin Nanninga de ambtelijke spin in het web van deze al zeer langdurige samenwerking van - tegenwoordig - twaalf Drentse gemeenten, die formeel gezien een provinciale afdeling van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is.
Wat houdt de VDG precies in?
Nanninga: ‘In brede zin stimuleert de VDG de interbestuurlijke en regionale samenwerking, het is een platform waarbinnen alle gemeenten in Drenthe samenwerking zoeken. Elke gemeente levert een lid voor het bestuur en woont de portefeuillehoudersoverleggen bij.
We hebben acht portefeuilles: financiën, economische zaken en industrie, ruimte en wonen, gezondheid en welzijn, sport, energie, klimaat en milieu, participatie, schulden en integratie en als laatste onderwijs en cultuur.
Binnen de portefeuille sport hebben we bijvoorbeeld afspraken gemaakt over het Europees Kampioenschap wielrennen van september 2023. Binnen financiën delen we informatie over hoe het gemeentefonds zich ontwikkelt. En binnen de portefeuille gezondheid en welzijn richt de samenwerking zich op dit moment onder andere op de totstandkoming van een integraal zorgakkoord.
We hebben bijvoorbeeld een dekkend netwerk van AED’s (automatische externe defibrillator) gerealiseerd, plus de vrijwilligers die de apparaten kunnen bedienen. Via het nationale project HartslagNu hadden vrijwilligers in Drenthe al kennis opgebouwd en trainingen gevolgd in het reanimeren, de VDG heeft daarna de wens uitgesproken om steeds meer AED’s buiten in plaats van binnen te hangen.
Binnen de samenwerking hebben we die afspraak met elkaar gemaakt, er geld in gestoken en er campagne voor gevoerd. Ook zijn wij als VDG de regiocoördinator die aan de slag gaat met vrijwilligersorganisaties, contact houdt met de GGD en inwoners informeert en wijst op subsidiemogelijkheden.’
‘Bij gebrek aan mankracht zijn we begonnen met het Flexteam Warmtetransitie: een pool van tien medewerkers die bij alle Drentse gemeenten aan de slag kunnen’
Waar ligt de focus?
‘De portefeuille energie en klimaat is erg actief. Een jaar of twee geleden kwam er een rapport van Andersson Elffers Felix beschikbaar waaruit bleek dat de Drentse gemeenten bij elkaar opgeteld ongeveer honderdzestig fte nodig hebben om de afspraken van het Klimaatakkoord te realiseren. Op dat moment hadden we er maar dertig beschikbaar en leek het een illusie om naar de honderdzestig te komen. Ga in de huidige arbeidsmarkt maar eens zoveel mensen vinden.
Toen zijn we met de VDG een uitvoerig traject ingegaan met het doel om de personele krachten meer te bundelen. We hebben allerlei sessies gehad, ondersteund door de provincie, om te bekijken met welke werkzaamheden de gemeenten al van start kunnen en voor welke activiteiten geen mankracht beschikbaar is.
Daarbij zijn we uitgekomen op het idee een flexteam warmtetransitie op te zetten: een pool van tien medewerkers die bij alle Drentse gemeenten aan de slag kunnen met dit onderwerp, door met gemeentehuizen en wijken uitvoeringsplannen te maken. Die medewerkers zijn geen consultants op afstand die komen vertellen hoe het moet, maar het zijn mensen die de gemeenten echt ontlasten.
De winst van de gezamenlijke pool is dat het team flink wat expertise kan opbouwen en met modellen werkt die voor iedere gemeente toepasbaar zijn. Zo kom je sneller tot resultaten.’
‘Het flexteam is nu gericht op de warmtetransitie; we willen er ook mee gaan werken voor het aanpakken van energiearmoede, verduurzamen van maatschappelijk vastgoed en andere taken zoals die bijvoorbeeld uit het integraal zorgakkoord voortvloeien’
Hoe heeft de VDG het flexteam voor elkaar gekregen?
‘Het was een hele zoektocht om dit goed te doen. Hoe zorg je bijvoorbeeld dat je een evenredige verdeling hebt van de beschikbare uren? En wat komt er technisch en juridisch allemaal bij kijken? Die vragen hebben ons zeker anderhalf jaar beziggehouden.
Maar nu het flexteam er is, vinden we het ook echt interessant wat we hebben opgezet en kijken we naar mogelijkheden om in andere domeinen iets soortgelijks te doen. Het flexteam is nu gericht op de warmtetransitie; de bedoeling is dat we er ook mee gaan werken voor het aanpakken van energiearmoede en het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed. Daarnaast denken we dit concept toe te kunnen passen op totaal andere terreinen, zoals de taken die uit het integraal zorgakkoord voortvloeien.
Bij al die opgaven vissen de Drentse gemeenten in dezelfde vijver; door slim samenwerken kunnen we een veel hogere efficiëntie en effectiviteit behalen. Daarbij is het wel zaak om niet voortdurend te groeien in instituties of formele organisaties, maar juist om binnen bestaande wegen naar mogelijkheden te zoeken.’
‘We waren nooit zover gekomen met het flexteam warmtetransitie als de provincie daarin geen actieve rol had gespeeld’
Hoe verhoudt de VDG zich tot de provincie Drenthe? Ze bestrijken hetzelfde gebied
‘We werken complementair samen. De provincie benut ons netwerk bijvoorbeeld om provinciaal beleid te toetsen of uit te voeren. We waren ook nooit zo ver gekomen met het flexteam warmtetransitie als de provincie daarin geen actieve rol had gespeeld. De personen in het flexteam voeren een gemeentelijke taak uit, maar zijn organisatorisch gehuisvest bij de provincie. Verder sluit bij de overleggen over al onze portefeuilles altijd een gedeputeerde van de provincie aan. Zo kunnen de beleidsagenda en de uitvoering daarvan goed afgestemd worden.’
‘Toen het integraal zorgakkoord op ons afkwam, zag je ambtenaren al denken: aha, dat kunnen wij mooi binnen de VDG afstemmen’
De VDG bestaat meer dan honderd jaar. Wat is daarvan in de praktijk te merken?
‘De gemeenten zitten zelf aan het stuur van de vereniging en voor hen is het een heel logische weg. Toen bijvoorbeeld het integraal zorgakkoord op ons afkwam, zag je ambtenaren al denken: aha, dat kunnen wij mooi binnen de vereniging afstemmen. Dat gebeurt op meerdere terreinen. Het is vanzelfsprekend geworden om via de VDG afspraken te maken en de koers voor de komende jaren uit te zetten.
Alle colleges van B&W van de Drentse gemeenten hebben recent een samenwerkingsagenda voor de periode 2023 tot en met 2027 vastgesteld. Daarin zullen de domeinen gezondheid en preventie, energie en klimaat plus wonen en landelijk gebied de speerpunten zijn.
Daarnaast proberen we een aantal bestuurlijke zaken verder te brengen. We willen de interbestuurlijke samenwerking met provincie en waterschappen verder ontwikkelen, samenwerken om personele schaarste aan te pakken, verkennen of het gezamenlijk aanbieden van opleidingen en trainingen voor medewerkers voordelen oplevert en gezamenlijk de lobbypositie van Drenthe in Den Haag verstevigen.’
‘De samenwerking wordt geholpen doordat veel andere samenwerkingen op dezelfde schaal plaatsvinden, zoals de Regionale Energie Transitie, de GGD en de veiligheidsregio’
Is de VDG in zijn bestaan altijd zo actief geweest?
‘Jazeker. In 2021, toen we honderd jaar bestonden, zijn we op zoek gegaan naar ons archief. Dat is intact en hebben we ondergebracht bij het Drents Archief, als een soort cultureel erfgoed. In de begintijd richtte de VDG zich op het gezamenlijk inkopen van kolen en kantoorgerei, of bijvoorbeeld de aanschaf van een brandweerwagen. Daar zijn in de loop der jaren steeds meer afstemmende samenwerkingen bijgekomen, op allerlei terreinen.
In 2016 ben ik begonnen in mijn huidige functie, sindsdien heeft de vereniging een stevigere rol dan daarvoor. Ik bespeur een soort opwaartse mars omdat veel vraagstukken zich op de regio richten. De samenwerking is ook geholpen doordat veel andere samenwerkingen op dezelfde schaal plaatsvinden, waaronder de Regionale Energie Transitie, de GGD en de veiligheidsregio.’
Wat is het geheim van goede interbestuurlijke samenwerking?
‘De schaal dus, en dat we elkaar goed kennen en veel ontmoeten. Naast inhoudelijke wensen of noodzaak om samen te werken moet de relatie gewoon goed zijn. Of we ook profiteren van een soort eenvormige cultuur in Drenthe, is een vraag waarover de meningen verdeeld zijn. Over het algemeen gaat onze bestuurscultuur wel redelijk uit van harmonie: elkaar opzoeken en zoeken naar waar we elkaar kunnen versterken.’
‘We willen soms te graag met elkaar - daar ligt voor ons de grootste uitdaging: helder krijgen op welke vlakken je wel en niet samenwerkt’
De Universiteit Groningen en onderzoeksbureau Berenschot concludeerden een jaar of twee geleden in een rapport dat er in Drenthe een bestuursparadox is: het openbaar bestuur zou zich onder andere door de schaal goed lenen voor interbestuurlijke samenwerking, maar anderzijds is de cultuur te sterk gericht op het goedhouden van relaties. Daardoor zouden de resultaten van de samenwerking soms tegenvallen. Zit de drang naar harmonie de samenwerking inderdaad soms in de weg?
‘Dat herken ik wel, ja. Dat is de schaduwkant van de samenwerking in Drenthe. In Groningen heb je veel sneller een scherpe discussie op tafel, in Drenthe heb je dat niet zo snel. Het behoud van harmonie is hier vaak belangrijker dan goed tegenover elkaar uitspreken wat je van elkaar verwacht. Ik omschrijf het weleens als een samenwerkingsfuik: Drentse bestuurders zeggen al gauw dat ze een samenwerking een goed idee vinden, maar daarbij vergeten ze vaak dat er ook tegengestelde belangen zijn.
We willen soms te graag met elkaar. Daar ligt voor ons dan ook de grootste uitdaging: helder krijgen op welke vlakken je wel en niet samenwerkt.’
‘We missen in Drenthe een gedeelde strategische visie, maar toch werkt de samenwerking’
Heeft u een concreet voorbeeld van momenten waarop de grote drang naar harmonie in de weg zat?
‘Een concreet voorbeeld heb ik niet. Het komt wel geregeld voor dat we in het overleg “ja” zeggen en vervolgens allemaal onze eigen weg gaan. Daar zit een energielek in. Dan hadden we beter tegen elkaar kunnen zeggen: “ja, tenzij…”. Daar zit dus de frustratie dat we niet precies dezelfde verwachtingen hebben.
Dat repareren we daarna wel weer, maar het zou beter zijn als die energie helemaal niet weglekt. Universitair docent staats- en bestuursrecht Gert Jan Geertjes schreef ook een essay over de Drentse bestuurscultuur en het aardige is dat hij daarin concludeert dat het spel werkt, maar dat we ons meer op de knikkers moeten richten.
We missen in Drenthe een gedeelde strategische visie, maar toch werkt de samenwerking. Als we zo’n visie weten te ontwikkelen, en daarmee gaan we de komende tijd aan de slag, kan het nog beter worden.’