Mensen die hulp nodig hebben, maar er niet om vragen: hoe vind je die?
De ene gemeente noemt het een wijk-GGD’er, de andere gemeente een wijk-GGZ’er of wijkfunctionaris. In het Friese Achtkarspelen kozen ze voor ‘trochpakker’, oftewel: doorpakker. Een toepasselijke naam, blijkt al snel als Overheid van Nu in gesprek gaat met Jente Gosens en Jolanda Venema, trochpakkers in Achtkarspelen. Een gesprek over het centraal stellen van de mens achter het gedrag. ‘Ik vroeg hem: wat maakt nou dat je daar stond te schreeuwen?’
In 1 minuut:
|
Een eigenzinnige gemeente
‘Ik zeg altijd dat we een beetje een eigenzinnige gemeente zijn’, zegt Jente Gosens lachend aan het begin van ons gesprek. Gosens werkt sinds 2015 bij de gemeente Achtkarspelen, een gemeente met ruim 27.000 inwoners in het oosten van Friesland. Samen met haar collega Jolanda Venema is Gosens trochpakker.
‘Je kunt het van alles noemen, maar onze projectleider heeft trochpakker bedacht en eigenlijk stonden we daar allemaal gelijk achter. Wijk GGD’er klinkt alsof we van de GGD zijn; dat zijn we niet. Bovendien zijn we er niet alleen voor de wijk, maar voor de hele gemeente. Wijk- en gemeente-GGD’er klinkt ook niet. Wie snapt het dan nog? Trochpakker betekent doorpakker. Dat houdt het lekker breed, je kunt er alle kanten mee uit en je geeft mensen geen stempel.’
Het werk van de trochpakker is heel afwisselend en ook breder dan wat de GGD normaliter doet. Het gaat weliswaar vaak om het helpen van mensen die verward gedrag vertonen, maar de oorzaak daarvoor is lang niet altijd psychisch. Verslaving, schuldenproblematiek, onmacht: het komt allemaal voor.
Op zoek naar de doelgroep die geen hulp vraagt
De gemene deler is dat het gaat om een groep die zelf geen hulp vraagt. Maar dat wil niet zeggen dat er geen hulpvraag is, benadrukt Gosens.
‘Toen we begonnen in 2015, hadden we dit nog niet. Als mensen zich meldden, dan gingen we kijken wat we konden doen. Maar er is in Achtkarspelen best een grote groep die lang wacht tot ze hulp vraagt. Of dat helemaal niet doet. Toen ging het bij mij kriebelen.’
Op internet kwam Gosens een filmpje tegen van de gemeente Vught over hun wijk GGD-er. Na de eerste zin was ze verkocht.
‘Dit is wat ik Achtkarspelen gun, dacht ik. Dat we dicht bij de burger staan. En als er geen vraag is, maar wel een probleem of onrust is, we er blanco ingaan. We oordelen niet, we vragen wat we kunnen doen.’
Gosens ging in de gemeente de boer op met het idee en vond steun. Er kwam subsidie vanuit ZonMW (zie kader) en de gemeente ging aan de slag. Omdat Gosens al bij de gemeente werkte en netwerk had opgebouwd, koos Achtkarspelen ervoor haar aan te stellen en de trochpakker onderdeel te maken van de gemeentelijke organisatie. Hierin verschilt Achtkarspelen van bijvoorbeeld Heerenveen, waar juist bewust werd gekozen om de wijk-GGD’er niet onder te brengen bij de gemeente (daarover lees je in dit CCV-artikel meer).
Inmiddels heeft Gosens hulp van Venema en bekijkt de gemeente hoe de trochpakker het beste ‘ingeregeld’ kan worden.
Subsidie voor een wijk-GGD’erGemeenten kunnen (in bepaalde aanvraagperioden) subsidie aanvragen bij ZonMW om te kijken of een wijk-GGD’er iets voor ze is. Ruim 60 gemeenten hebben dat inmiddels gedaan. Een deel van hen deelt hun ervaringen in het rapport ‘De kracht van de wijk-GGD’er’ van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) uit 2021. Daaruit blijkt dat de wijk-GGD’er duidelijk in een behoefte voorziet. Veel professionals willen inmiddels niet meer zonder. Op dit moment (maart 2022) kan er geen subsidie worden aangevraagd. |
Supermarkten, kerken en bibliotheken
Zicht krijgen op een doelgroep die geen hulp vraagt, is niet eenvoudig. Daarom werken de trochpakkers in Achtkarspelen nauw samen met alle hulpdiensten (GGZ, GGD, huisartsen, psycholance, politie).
Maar minstens zo belangrijk is de samenwerking met bibliotheken, kerken en supermarkten. Gosens: ‘Wij denken vanuit de burger. We vragen ons steeds af: wat zijn plekken waar deze mensen komen? Als mensen ons eenmaal kennen, dan gaat het eigenlijk vanzelf. De bibliothecaris die iemand ziet binnenkomen op sloffen, de buurvrouw die zich zorgen maakt, die melden zich’.
‘Je denkt vaak vanuit je eigen organisatie en eigen tunnel. Maar je moet naar de burger toe. Ik zeg altijd: je kunt mij prima vertellen wat er is en wat je nodig hebt, ook als je psychotisch bent. Vertel je verhaal maar. En ook als we van iemand horen dat er al zo vaak een gesprek is geweest, dan proberen we het tóch.’
‘Wij denken vanuit de burger. We vragen ons steeds af: wat zijn plekken waar deze mensen komen?'
Het hoeft niet moeilijk te zijn
Omdat zichtbaarheid en samenwerking cruciaal is, is hier vanaf het prille begin al over nagedacht in Achtkarspelen. Zonder daarvoor een heel project op te tuigen, overigens. Je laat een kaartje achter of je belt eens in de zoveel tijd met alle huisartsen om te vragen hoe het loopt en of er vragen zijn, geeft Gosens als voorbeelden. Moeilijk hoeft het niet te zijn.
Het is verleidelijk om te denken dat Venema en Gosens makkelijk praten hebben, omdat zij werken in een gemeente met relatief weinig inwoners. Maar dat is een te gemakkelijke conclusie.
Gosens: ‘Ook als grote gemeente is dit de basis van je werk. Ik zeg altijd: heb je een vraag, dan kunnen we het erover hebben. Ook als er geen melding is, mag je me bellen. Wij hoeven ook niet altijd degenen te zijn die het oppakken hè? We hebben bijvoorbeeld ook iemand die bij een supermarkt werkt gecoacht in het omgaan met iemand die verward gedrag vertoonde en daar boodschappen deed. Die rol kunnen we ook hebben.’
Speelruimte nodig
Dat het werkt, daar twijfelen Venema en Gosens niet meer aan. Zo is het aantal E33-meldingen [politiemeldingen van overlast door personen met verward gedrag, red.] sterk gedaald in hun gemeente.
Venema: ‘Eerst bleven veel politieagenten zitten met de vraag waar ze met deze meldingen terecht konden. Ze zagen duidelijk een zorgvraag, maar wel één die zo dringend was dat iemand daar direct even langs moest. Dat proberen wij te ondervangen.’
Gosens: ‘We hebben ook een gebiedsteam. Als je je meldt met een hulpvraag, bekijken we wie of wat kan bijdragen aan een oplossing. Daar gaat al snel een weekje overheen. De meerwaarde van de trochpakker is dat we inzetbaar zijn ‘achter het blauwe licht aan’ zeg ik wel eens. Dus achter politie, ziekenauto of brandweer aan. We kunnen snel iets inzetten, zodat je voorkomt dat mensen afhaken.’
Kortom: om hun naam als doorpakkers waar te kunnen maken, hebben Gosens en Venema speelruimte nodig. Het ideaalplaatje zou een gecombineerd team Zorg en Veiligheid zijn, met een vast wekelijks overlegmoment en mandaat voor de trochpakkers om bepaalde dingen op te pakken en weg te zetten.
Gosens kiest haar woorden zorgvuldig: ‘De intentie is er om ons die ruimte te geven, ik voel zeker steun vanuit de organisatie. We kennen alle afdelingen, dus het lukt vaak wel om duidelijk te maken wat er nodig is. Maar op papier is nog niet alles geregeld, daar zijn we nog mee bezig. We begonnen met een experiment, we hebben gepionierd, nu moeten we het gaan borgen in de organisatie. Daarvoor moeten we de werkwijze, mandaten en processen verder uitwerken. We kijken daarvoor ook naar andere gemeenten, zoals Heerenveen, die daar heldere kaders over hebben opgesteld.’
Venema, vult aan: ‘Als je alles goed kunt beargumenteren, kun je veel voor elkaar krijgen.’
‘We oordelen niet, we vragen wat we kunnen doen’
Burger centraal stellen
Het allerbelangrijkste blijft om de burger centraal te stellen, aldus Gosens. Steeds weer opnieuw het gesprek aangaan en vanuit daar kijken naar mogelijkheden, in plaats van te focussen op wat er in het verleden wel of niet gelukt is.
Gosens: ‘Stel oprechte vragen en zorg dat je dichtbij de burger blijft. Op het moment dat wij gekunsteld binnenkomen omdat we al heel veel kennis hebben over een persoon, dan is er geen oprechte nieuwsgierigheid meer.’
‘Ik kreeg een keer een melding over iemand die stond te schreeuwen en stampij maakte. Ik vroeg hem: wat maakt nou dat je daar stond te schreeuwen? Dat had nog nooit iemand aan hem gevraagd. En gek genoeg snapte ik het ook nog, toen hij uitlegde waarom hij dat deed. Soms heb je iemand nodig die vraagt wat je op je lever hebt en wat je kan helpen.’
Met een glimlach: ‘Die persoon, die kunnen wij zijn.’
De meerwaarde van de trochpakker: geen straf maar zorgGosens: ‘Een jongvolwassene vertoonde regelmatig verward gedrag en kwam daardoor steeds in aanraking met de politie. Hij werd dan opgepakt en in de cel gezet. De politie vraagt de GGZ om te komen en hem te beoordelen. Maar tegen de tijd dat de GGZ er is, is hij alweer rustig. Een beoordeling is daarom niet meer mogelijk. Steeds weer gebeurde precies hetzelfde, je kwam geen stap verder. Toen gaf de politie aan: er moet iets gebeuren en werd ik betrokken. Samen met de politie en een aantal zorgaanbieders hebben we gekeken wat deze persoon nodig heeft. Als hij weer in de cel zit, kom ik contact maken. Ik beoordeel hem niet, ik geef hem geen straf, ik kom alleen een praatje maken en vragen wat hij nodig heeft. Op die manier hebben we rustig zorg in kunnen zetten, waardoor hij niet meer in de cel hoeft te zitten. Want dat is straf. En hij heeft geen straf nodig, maar zorg.’ |