Fantoomgroei bestrijd je met brede welvaart

Historicus Sander Heijne en bestuurskundige Hendrik Noten ontmoetten elkaar volgens hun site ‘in een obscuur denkclubje van verstrooide wereldverbeteraarstonen’. Daaraan ontgroeiden ze met hun boek Fantoomgroei (eerste druk: 2020), waarin ze stellen dat er niets minder dan een moreel en ideologisch failliet van Nederland dreigt. Want: in de afgelopen veertig jaar is de Nederlandse economie met tientallen procenten gegroeid. Maar zijn de reële gezinsinkomens vrijwel niet gestegen. Fantoomgroei, dus.

Sterker nog: één op de vijf Nederlandse huishoudens kampt met ernstige betaalachterstanden bij leveranciers van basislevensbehoeften. Met die notie hoef je als ambtenaar misschien niet direct iets. Maar met het besef dat de kloof (alleen al in inkomen) tussen mensen in Nederland verdiept, al wat meer. In de wetenschap dat (mede daardoor) ook sociale cohesie bedreigd wordt, de kans op polarisatie toeneemt én het geloof in de democratie en de overheid afneemt, doe je een paar prikkelende inzichten op die relevant zijn voor het dagelijkse werk.  

Onderzoeksjournalist en auteur Sander Heijne spreekt in 2020 tijdens de lancering van het manifest ‘Aandacht Voor Wat Echt Telt’
Beeld: ©Sem van der Wal
Onderzoeksjournalist en auteur Sander Heijne spreekt in 2020 tijdens de lancering van het manifest ‘Aandacht Voor Wat Echt Telt’ door ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers

Als ook de minister-president oordeelt dat Nederland niet de goede kant op beweegt, dan duidt dat op een breed gedragen beeld. In de zomer van 2019 zegt Mark Rutte: ‘Er is iets aan de hand wat mij absoluut niet bevalt. De winsten in de grote ondernemingen klotsen tegen de plinten op.’ Maar: ‘Het enige wat echt stijgt binnen die ondernemingen zijn de salarissen van de topmannen [...] Niet de cao’s. Die gaan onvoldoende omhoog. Ik vind dat niet acceptabel.’ Deze ontwikkeling is overigens niet nieuw: de kentering is ingezet na de economische crisis van 1982.

Sindsdien profiteren werkenden steeds minder van onze gezamenlijke welvaart. En dan is het niet gek dat bestaanszekerheid een van de grootste thema’s van de afgelopen verkiezingen was.

Mark Rutte (2019): ‘Er is iets aan de hand wat mij absoluut niet bevalt. De winsten in de grote ondernemingen klotsen tegen de plinten op’

Schets van veranderd Nederland

Wat betekent dat eigenlijk: bestaansonzekerheid? Heijne en Noten vragen zich dat (ook) af - oppervlakkig gezien gaat het namelijk (best) goed met Nederland. Maar desondanks leven Nederlanders in armoede.

Heijne: ‘In Nederland betekent [dat] eten uit blik. Soms koud douchen, omdat het gas is afgesloten. Armoede is je kleden met de afdankertjes van anderen. Niet sporten. Nooit spontaan een ijsje eten. En met de inkomsten uit het bijbaantje van je kind de energierekening betalen. Voor kinderen betekent armoede overgeslagen worden door Sinterklaas – hoe vurig je ook in de goedheiligman gelooft – en geen cadeaus onder de kerstboom. Armoede is ook niet naar verjaardagen gaan, omdat je geen cadeautjes kunt kopen, of je eigen verjaardag niet vieren, omdat boodschappen snel te duur zijn.’

Nederland is een land waarin een op de vijf huishoudens kampt met ernstige betaalachterstanden

Veranderend kapitalisme

Ook de arbeidsinkomensquote (het cijfer dat de verdeling tussen arbeid en kapitaal aangeeft), daalt sinds de jaren tachtig gestaag. Heijne en Noten spreken in dit opzicht over een almaar verschralende samenleving: we leven met elkaar in een land waar het lerarentekort oploopt, waar de politie wordt overvraagd, waar goede zorg leveren steeds moeilijker wordt en het onderhoud van onze infrastructuur lastiger wordt. Nederland begint een land van ‘achterstallig onderhoud’ te worden. De economische groei en welvaartsgroei zijn overigens verre van gestopt. Alleen, die groei wordt niet (meer) - zeggen Heijne en Noten - eerlijk verdeeld.

De auteurs analyseren ook hoe ‘het kapitalisme’ in de loop der jaren veranderd is. Hoe werkgevers steeds minder (de goede niet te na gesproken) lokaal gebonden zijn. Vroeger was dat anders.

Heijne en Noten brengen – uiteraard, zou je bijna zeggen – de firma Philips in beeld. De familie die zorgde dat een dorpje met amper vierduizend inwoners in het oosten van Noord-Brabant samen met andere dorpen uitgroeide tot Eindhoven. Ze vertellen hoe de ‘straatarme, goeddeels analfabete plattelandsbevolking een ideaal reservoir aan goedkope arbeid vormde’. Zo opent de allereerste gloeilampenfabriek van Nederland op 15 mei 1891 officieel de deuren, aan de rand van het onbetekenende dorp Eindhoven.

Philips was (in vroeger tijden) een sociaal werkgever. Met eigen huizen, met fondsen waardoor arbeiderskinderen konden studeren. Met winkels met korting voor eigen personeel. Enzovoort.

In het distributiecentrum verdien je precies het wettelijke minimumloon

Orderpikkers

Daartegenover plaatsen ze de positie van de werknemers van vandaag. De ‘orderpikkers’ bij distributiebedrijven die voor BOL werken, bijvoorbeeld. Ook dat is een beeld dat al eerder is geschetst. Door Arjan van Veelen, bijvoorbeeld. Of door journalist Jeroen van Bergeijk (in de Volkskrant). Hun positie is (totaal) anders dan die van vroegere werknemers van Philips.

In het distributiecentrum verdien je precies het wettelijke minimumloon. Nauwelijks een cent meer - dat laat ‘de marge’ niet toe. Een vast contract zit er niet in. Orderpikkers komen dan ook zelden uit Nederland. Vaker uit Oost-Europa. Of van elders. Vaak worden deze orderpikkers dan ook in afgeschreven vakantieparken gehuisvest.

Heijne en Noten betogen dat ‘nieuw kapitalisme’ over shareholders value gaat. Over een focus op kortetermijnwinst. Over downsize-and-distribute. Waarbij globaliseringseffecten de genadeklap gaven aan ‘oud-kapitalistische’ bedrijven. De grote (wereldwijde) crisis van de jaren tachtig is de oorzaak van veel van wat er vandaag mis is, zo stellen ze vast. Daar begint deregulering, de (blinde) focus op winst. Daar begint het opkopen en samenvoegen van bedrijven. Het saneren. En, belangrijker nog, het sociaal akkoord: loonmatiging in ruil voor (behoud van) werkgelegenheid.

Rijker dan ooit, maar de verdeelsleutel is zoek

‘Wim, You Were First!’

Die houding, die leverde Nederland internationaal aanzien op: het is een waar Dutch Miracle, zo vond men. Sterker nog: in 1997 ontvangen de sociale partners voor hun harmonieuze overleg de prestigieuze Carl Bertelsmann-Preis.

En in 1999 plaatst VS-president Bill Clinton minister-president Wim Kok op een groot voetstuk, vanwege het feit dat ‘Wassenaar’ het begin was van een nieuw politiek tijdperk: de Derde Weg, waarbij oude links-rechts-tegenstellingen vervallen en economische groei weer mogelijk is: ‘Wim, you were the first!’

‘Wassenaar’ is het begin van een lange periode van loonmatiging. Én het begin van het steeds verder uit de pas lopen van aandeelhouderswinsten en lonen. Het zijn en worden de tijden van economen als Von Hayek en Milton Friedman: ‘de tucht van de markt’.

Overheden moeten vooral niet in de weg lopen. Zich beperken tot hun absolute kerntaken. Waar dat toe leidt? Uiteindelijk tot een grote golf aan privatiseringen. Die – toch – een ander effect hebben dan wellicht bedacht en beoogd: ‘Na de privatisering van de kinderopvang hebben Britse investeerders Nederlandse crèches opgezadeld met een half miljard aan schulden. In de zorg zijn de kosten na de introductie van marktwerking verdubbeld, terwijl artsen en verpleegkundigen zijn overstelpt met bureaucratie.’

Waarom vonden ‘we’ dit met elkaar allemaal goed? Een vakbondsbestuurder uit die tijd zegt in het boek desgevraagd: ‘We hebben nooit nagedacht over de effecten van tweede en derde orde. Ik denk dat niemand het kon overzien.’ Dat alles leidt, zo stellen Heijne en Noten vast, tot kaalslag: ‘Anno 2020 zijn we als land rijker dan ooit, maar zijn we de verdeelsleutel voor de welvaart verloren.’

Op de lange termijn is de echte keuze niet tussen werkgelegenheid en het klimaat - het is beide of niets

Brede welvaart centraal stellen

‘Ja, er is een alternatief’ zo stellen Heijne en Noten vast. En dat heet: brede welvaart. Het begint met elkaar de vraag te stellen ‘in wat voor wereld wil jij je kinderen laten opgroeien?’ Dat antwoord is best eenvoudig, aldus de auteurs: met elkaar willen we: ‘een vredige samenleving waarin mensen met elkaar door één deur kunnen, omdat niemand de ander uitbuit. Een samenleving waarin iedereen gelijke kansen heeft, en werken loont. Een samenleving waarin mensen veilig over straat kunnen, waar voldoende leraren voor de klas staan, de gezondheidszorg goed geregeld is en armoede tot het verleden behoort. En natuurlijk, een planeet met een leefbaar klimaat, met als het even kan, zo nu en dan een Elfstedentocht.’

Hoe daar dan te komen?

Allereerst door vast te stellen dat het kapitalisme niet kapot is. Het functioneert. Maar het vaart wel op een kompas dat ernstig ontregeld is. De idee van ‘ongebreidelde groei’, optimalisatie van winsten en het voorop blijven stellen van economische vrijheden van bedrijven: die tijd is echt voorbij. Ook het meten van welvaart in de vorm van BBP moeten we achter ons laten. De ‘enige realistische optie voor een duurzaam bestaan op aarde is het creëren van een economisch model dat niet langer afhankelijk is van eeuwige materiële groei.’

We moeten met elkaar durven denken in termen van brede welvaart. Waarbij we mogen leunen op het denken van Tony Mazzocchi en zijn filosofie van Just transition. Een nieuwe economie moet hand in hand gaan met eerlijk en waardig werk. En met de zorg voor onze planeet, stellen Heijne en Noten: ‘Op de lange termijn is de echte keuze niet tussen werkgelegenheid en het klimaat. Het is beide of niets.’