Laat sociaal en ruimtelijk domein samen optrekken - de buurt wordt er beter van
Je directe leefomgeving is de plek waar je je thuis voelt, een wandeling maakt en een toevallige ontmoeting kunt hebben. De zorg en het welzijnswerk pikken dat op en richten zich steeds vaker op de woonomgeving. Tegelijkertijd komen er ‘hardere’ transities op de buurt af als het gaat om klimaat, energie en mobiliteit. Het zal niet vanzelf gaan, zeggen de auteurs van het rapport Ruimte maken voor ontmoeting, maar deze ontwikkelingen bieden kansen voor het samen optrekken van het sociale en ruimtelijke domein.
Een belangrijke les uit de coronapandemie? Dat onze directe woonomgeving van grote waarde is voor ons welbevinden. De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en het College van Rijksadviseurs (CRa) pleitten in 2022 met hun nog immer actuele rapport Ruimte voor ontmoeting voor herwaardering van de buurt als gezonde en sociale leefomgeving.
Het rapport ‘Ruimte voor ontmoeting, de buurt als sociale leefomgeving’ bevat een bredere focus op het belang van een gezonde en sociale buurt. Zo komt de link met de vastlopende zorgsector ook nadrukkelijk voorbij, lees je over parkeerplekken en is het advies rijk aan goede voorbeelden. |
’Je kunt niet van burgers verwachten dat zij “meer naar elkaar gaan omzien” zonder hen daarvoor voldoende in de gelegenheid te stellen’
Een mooie kans
De afgelopen jaren is de aandacht voor het belang van onderlinge verbondenheid en laagdrempelig sociaal contact gegroeid. De RVS en het CRa zien die verbondenheid als essentieel onderdeel van een gezonde leefomgeving. Tegelijkertijd staan buurtbanden onder druk. Mensen ontmoeten elkaar tegenwoordig niet (meer) vanzelfsprekend. Bovendien is het niveau van voorzieningen in buurten en dorpen afgenomen.
Deze constatering komt in een tijd waarin we als samenleving meerdere ruimtelijke transities door gaan maken. Buurten gaan letterlijk op de schop voor nieuwe energievoorzieningen, duurzaamheidsmaatregelen en verkeerssituaties.
Nederland bouwt de komende jaren ook nog eens veel nieuwe huizen. Hét moment om het ruimtelijke en het sociale in samenhang te bezien, om zo de sociale cohesie in de gebouwde omgeving te versterken. Een mooie kans, die echter niet vanzelf benut zal worden.
‘Dit is hét moment om het ruimtelijke en het sociale in samenhang te bezien, om zo de sociale cohesie in de gebouwde omgeving te versterken’
Portieken en straathoeken
De ‘sociale infrastructuur’ wordt vaak als term gebruikt om te beschrijven hoe mensen die verschillende doeleinden hebben, elkaar in de gebouwde woonomgeving tegenkomen. De vergelijking met het verkeer gaat op: het is het totaal van menselijk verkeer. Het gaan om het aanbod van voorzieningen als scholen, bibliotheken, buurthuizen en cafés.
Maar ook om de openbare ruimte die voor mensen betekenis heeft als plek waar ze elkaar kunnen treffen of kunnen verblijven. Voorbeelden hiervan zijn portieken, straathoeken, parken en pleinen.
Een sociale infrastructuur omvat dus veel meer dan de in veel beleidsteksten aangehaalde ‘buurthuizen, bankjes en buurtmoestuinen’, hoe belangrijk die ook zijn. Ruimtelijk ontwerp kan op verschillende niveaus bijdragen aan een sociale infrastructuur in de buurt: door het mengen van functies in een buurt, het faciliteren van looproutes of het aantrekkelijk maken van drempelzones en tussenruimtes zoals portieken.
Naast het benutten van specifieke gebouwen of plekken omvat de sociale infrastructuur dus evengoed het gebruik van straten of zelfs de ordening of inrichting van buurten.
‘Een sociale infrastructuur omvat veel meer dan de in veel beleidsteksten aangehaalde ‘buurthuizen, bankjes en buurtmoestuinen’, hoe belangrijk die ook zijn’
Stel buurtagenda’s op
De RVS en het CRa geven in hun rapport aanbevelingen voor verschillende overheidslagen en organisaties. Het Rijk kan vaker het goede voorbeeld geven met haar eigen vastgoed. En kan gemeenten meer ondersteunen door goede voorbeelden te delen. Ook in beleidsstukken kan het Rijk de sociale infrastructuur nadrukkelijker terug laten komen.
Gemeenten staan dicht bij inwoners en zijn aan zet om de kwaliteit van de leefomgeving te verhogen. Ze kunnen verkokering tegengaan in hun aanpak door buurtagenda’s op te stellen. Verder kunnen ze inwoners meer eigenaarschap geven.
Inwoners moeten zich plekken (tijdelijk) toe kunnen eigenen.
Zorgorganisaties en woningcorporaties kunnen ook hun rol pakken, onder meer door hun gebouwen open te stellen voor initiatieven uit de wijk.