‘Jeugdzorg: laat niet de overheid, maar het veld nu het voortouw nemen’
Al decennia verbeterpoging na verbeterpoging zonder echt resultaat. Kan de jeugdzorg eigenlijk wel veranderen? Tom van Yperen was als orthopedagoog betrokken bij veel verbetertrajecten in de jeugdzorg. In de jaarlijkse Mulock Houwer-lezing vertelde hij waar het misgaat. Maar hij toonde ook hoop. ‘We moeten het oude patroon doorbreken van: de overheid neemt actie, het veld reageert daarop.’
Met zijn Mulock Houwer-lezing (zie kader) op 16 november gaf Tom van Yperen, orthopedagoog en expert kwaliteit jeugdstelsel bij het Nederlands Jeugdinstituut, een donker beeld van de jeugdzorg: ‘De overheid doet veel verbeterpogingen en gaat dan de mist in. Maar er is ook allerlei gedoe met uiteenlopende partijen, zoals brancheorganisaties van aanbieders, beroepsverenigingen, en juristen. Dat gedoe zorgt ervoor dat we nog verder de mist ingaan.’
Oftewel ‘boemerangbeleid’, zoals bestuurswetenschapper Sharon Stellaard het ook noemt. Zij geeft in haar proefschrift een beeld van een overheid die steeds met een nieuwe wet de mankementen van een vorige wet probeert te verhelpen. Zonder dat dit verbetering geeft. De wil is er volgens Van Yperen zeker, ‘maar we falen om impact te maken. Niet alleen in beleid, maar vooral in de samenwerking’.
Meer aandacht voor het werk en de betekenis van pioniers, vernieuwers en invloedrijke denkers en doeners uit de geschiedenis van de jeugdzorg. Dat is de reden waarom het Nederlands Jeugdinstituut, Defence for Children, Pro Juventute en de Canon zorg voor jeugd sinds 2011 jaarlijks de Mulock Houwer-lezing organiseert. De lezing staat in het teken van een actueel thema waarbij de spreker terugkijkt naar het verleden en het gedachtengoed van Mulock Houwer. Wat kunnen we daar vandaag de dag nog van leren? De Mulock Houwer-lezing plus achtergrondinformatie vind je hier. |
‘De jeugdzorg stroomt makkelijk vol, daardoor is er steeds minder ruimte voor kinderen, jongeren en gezinnen met complexe problemen’
De prijs van beleids- en samenwerkingsfalen
Kinderen, jongeren en opvoeders betalen de prijs voor dit falen, stelt Van Yperen in zijn lezing. Afgelopen jaar kreeg bijna veertien procent van de kinderen en jongeren in de leeftijd van nul tot achttien jaar jeugdhulp. Dat is bijna een op de zeven. Ruim twintig jaar geleden was dat nog geen een op de 27. Het jeugdzorggebruik is hoog. Volgens Van Yperen spelen daar drie hoofdfactoren een rol bij: recente ontwikkelingen in opgroeien, het jeugdstelsel, en de missie van de jeugdzorg.
Van Yperen ziet een toename van problemen en de problematisering daarvan in onze samenleving. Crisis is een modewoord geworden. De coronacrisis, de klimaatcrisis en de wooncrisis zijn maar een paar voorbeelden. Daarnaast zijn er steeds meer echtscheidingen en hebben kinderen en jongeren vaker te maken met prestatiedruk en ‘geluksdruk’. En dat zorgt voor stress, angst en mentale problemen.
Daar speelt bij dat de jeugdzorg makkelijk toegankelijk is en daardoor volstroomt. Hierdoor is er steeds minder ruimte voor kinderen, jongeren en gezinnen met complexe problemen. Van Yperen vindt dat er te weinig geïnvesteerd wordt in goede pedagogische ondersteuning en preventie op school, de kinderopvang, in de buurt en in het gezin.
Ook wordt er te weinig gebruikt gemaakt van de kennis die er is. Kinderen, jongeren en gezinnen blijven daardoor te lang in de zorg. En zo raakt het systeem overbelast. Te vaak wordt er gewezen naar de jeugdzorg die alle kan oplossen. ‘Dat signaal moeten we niet afgeven’, zegt Van Yperen. ‘De jeugdzorg kan niet alles oplossen.’
‘Kinderen en jongeren hebben het recht op goede jeugdzorg, maar ook het recht om die jeugdzorg minder nodig te hebben’
Investeren in de samenleving
Waar ligt de oplossing dan wel? Van Yperen daagt partijen uit om te investeren in de omgevingsfactoren van jeugd en gezin. ‘Een samenleving die veel gezonder, veiliger en kansrijker is om in op te groeien, is een samenleving waarin minder kinderen en jongeren jeugdzorg nodig hebben om mee te kunnen doen.’
Zijn pleidooi is om jongeren én ouders hierbij te betrekken. Zij kunnen namelijk aangeven hoe die omgeving eruit moet komen te zien. ‘Kinderen en jongeren hebben het recht op goede jeugdzorg. En ze hebben het recht om die jeugdzorg minder nodig te hebben’, constateert Van Yperen.
Van gedoe naar echt samenwerken
Het VN-Kinderrechtenverdrag omvat meer dan alleen zorgen voor een levensstandaard die goed is voor de ontwikkeling, passende steun bieden, en maatregelen nemen tegen schadelijke omgevingsfactoren. ‘Ja, de overheid moet een recht op jeugdzorg bieden. Maar de overheid moet ook zorgen voor een omgeving waarin kinderen en jongeren zich goed ontwikkelen.’
Wat hem betreft is dit niet alleen een taak van de overheid. Alle partijen hebben een taak en een verantwoordelijkheid om aan die betere omgeving bij te dragen. In de verbeterpogingen die zijn ondernomen, ziet Van Yperen het gesprek steeds stuklopen op allerlei gedoe: een beperkte bijdrage van aanbieders, discussie over geld, en weinig beleid op transformatie. Kortom, de energie zit niet daar waar het eigenlijk om moet gaan: samenwerken in maatschappelijke vraagstukken.
‘Weg met alleen maar definities, regelingen en procedures - we hebben meer idealisme, inhoudelijk vuur en bevlogen gedrag nodig’
Kijken naar het grotere geheel
Met de Hervormingsagenda Jeugd van afgelopen zomer deden cliëntenorganisaties, beroepsverenigingen, aanbieders, gemeenten en het Rijk een stap in de goede richting, vindt Van Yperen. ‘Het is een mijlpaal dat al deze partijen zo’n grote, samenvattende agenda hebben gemaakt.’
Maar hij plaatst er wel een kritische noot bij. ‘Elke partij komt met z’n eigen belangen aan tafel zitten. Zoals kalkoenen die met elkaar een kerstmenu aan het maken zijn. En dat gaat ten koste van het grotere geheel.’
Van Yperen roept daarom veldpartijen op om zelf het voortouw te nemen. ‘Het Rijk wordt in de agenda erg vaak genoemd als partij die actie moet nemen. Dat is het oude patroon: de overheid neemt actie, het veld reageert daarop. Maar de aandacht voor inhoudelijke vraagstukken en de verantwoordelijkheid van de veldpartijen zelf mist nog.’
Geen ander beleid, wel ander gedrag
Weg dus met alleen maar definities, regelingen en procedures opstellen. ‘We hebben meer idealisme, meer inhoudelijk vuur en meer bevlogen gedrag nodig’, vindt Van Yperen. De aandacht voor bijvoorbeeld lastig gedrag en het hiermee omgaan door ouders en leerkrachten, en het verbeteren van het mentaal welbevinden van jongeren, dat is wat de jeugdzorg nodig heeft.
‘En dat kan alleen met de stem van de jeugd’, sluit Van Yperen af. ‘Het gaat ten slotte om hun omgeving. Dit alles vraagt niet om een heel ander beleid. Het vraagt vooral om ander gedrag.’