Zuidwestelijke Delta: ‘Hier wordt het Huis van Thorbecke een beetje ontkend’
Interbestuurlijk werken in de Zuidwestelijke Delta, gelegen in de grensgebieden van Zeeland, West-Brabant en Zuid-Holland – hoe is dat geregeld? In ieder geval zo efficiënt mogelijk, stelt programmamanager Paul de Beer. ‘Als de partijen ons vragen om een rapportage te maken, zeggen we: dat doen we alleen als dat meerwaarde biedt.’
Net als in veel andere gebieden in Nederland geldt voor de Zuidwestelijke Delta, waar zee en rivier samenvloeien, dat de huidige complexe opgaven zich niet aan bestuurlijke grenzen houden. Daarom werken maar liefst 31 partijen – twintig gemeenten (waarvan de meeste in Zeeland, een aantal in West-Brabant plus het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee), drie waterschappen, drie provincies, drie ministeries, Rijkswaterstaat en vanaf januari ook waterleidingbedrijf Evides – samen aan één groot doel: een klimaatadaptieve regio in 2050.
De Zuidwestelijke Delta kan het beste gezien worden als een soort buitenboordmotor om de interbestuurlijke samenwerking zoveel mogelijk in goede banen te leiden, vertellen Paul de Beer (programmamanager van de Zuidwestelijke Delta) en Alien Kok (coördinator van de Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta 2050).
Hoe zouden jullie de Zuidwestelijke Delta beschrijven?
De Beer: ‘Als de best mogelijke aanpak om als één overheid op te trekken, om zo de lange termijn-klimaateffecten in de regio uit te denken, plus de gevolgen en oplossingen daarvan. Binnen dit verband wordt al jaren samengewerkt, maar we zijn nu nog veel meer dan voorheen gefocust op het netwerk.
Bij het stellen van doelen in dit gebied kijken we altijd naar drie factoren: veiligheid, ecologie en economie. Alle ingrepen die we voor de lange termijn doen, moeten alle drie de factoren bevorderen. Vooral de ecologie is een groot aandachtspunt. Er zijn op dit moment al veel problemen met de waterkwaliteit die nopen tot actie, en die problemen zullen met de klimaatverandering alleen maar verhevigen.
Op dit moment staat de trechter van de Zuidwestelijke Delta nog breed open. Pilots en proeven zullen uiteindelijk uitwijzen wat voor de Zuidwestelijke Delta op de lange termijn de beste koers is op het gebied van klimaatadaptiviteit. Vanaf 2024 zullen we steeds meer opties wegstrepen vanwege negatieve gevolgen of onvoldoende scores op het vlak van haalbaarheid en betaalbaarheid. Daardoor zal de trechter zich versmallen.’
Kok: ‘Ook de handelingsperspectieven in de Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta 2050 geven inhoudelijke focus aan de samenwerking. De gebiedsagenda is op veel punten nog abstract, maar wordt de komende tijd concreter. Er zijn daarnaast verschillende lokale initiatieven, waaronder de herontwikkeling van Reymerswael -nu een verdronken stad en archeologisch rijksmonument, in de laten Middeleeuwen een belangrijke handelsstad.
De Zuidwestelijke Delta gaat vooral over verbinding op de lange termijn, als een soort buitenboordmotor om partijen beter samen te laten werken. Bij elke schop die bij een van de partijen de grond in gaat, willen we dat er rekening gehouden wordt met de lange termijndoelen op het gebied van klimaatadaptatie.’
‘De Zuidwestelijke Delta gaat vooral over verbinding op de lange termijn, als een soort buitenboordmotor om partijen beter samen te laten werken’
De Zuidwestelijke Delta draait vooral om de lange termijn-klimaateffecten van de regio. Zijn er op dit moment ook al resultaten te melden?
De Beer: ‘Vorig jaar is een waterdoorlaat gerealiseerd in de gemeente Moerdijk, waarbij de gemeente het water ook nog terug heeft laten komen in het centrum van Zevenbergen. Het leuke daaraan is dat je goed ziet dat bestuurlijke grenzen er minder toe doen als je, zoals wij, een inhoudelijke scope hebt. Wat bedoel ik daarmee? Je ziet het hier daadwerkelijk terug: Zeeland heeft meebetaald om in Moerdijk (Noord-Brabant) het water terug te brengen, omdat het ook de beschikbaarheid van zoet water en de waterkwaliteit in Zeeland bevordert. Zo was het in feite ook bij de Watersnoodramp van 1953: die hield zich ook niet aan bestuurlijke grenzen.
De Zuidwestelijke Delta levert daarnaast concrete resultaten op doordat we misverstanden tussen partijen en dubbele trajecten bespeuren en vermijden. Het grote doel is om alle samenwerkende partijen in dezelfde film te laten leven.’
Hebben jullie een voorbeeld van het voorkomen van misverstanden of dubbele trajecten?
De Beer: ‘We stroomlijnen regelmatig parallelle sporen. Als we horen dat een partij bezig is met het maken van kaartmateriaal voor de regio en we horen dat de volgende week ook bij een andere partij, dan brengen we die twee direct bij elkaar. In het beste geval zijn er dan nog niet twee opdrachten verstrekt aan marktpartijen. Het kan ook gaan om het stoppen of bundelen van allerlei kleine, bestaande overleggen die vanuit de geschiedenis zijn ontstaan. Dat kan heel wat ambtelijke uren besparen.
Als de Zuidwestelijke Delta door kan gaan zoals het nu gaat, denk ik dat we aan het einde met relatief geringe inzet van belastingmiddelen – de samenwerkende partijen brengen alles bij elkaar jaarlijks ongeveer een miljoen euro samen – erin zijn geslaagd om de regio op de lange termijn klimaatadaptief te maken langs de lijnen van veiligheid, ecologie en economie.’
‘Zeeland is het hoofdgerecht, maar we houden ook het West-Brabantse en Zuid-Hollandse perspectief goed in de gaten’
Hoe zorgen jullie ervoor dat de interbestuurlijke samenwerking op rolletjes loopt?
De Beer: ‘Als programmamanager van de Zuidwestelijke Delta heb ik een onafhankelijke positie en dat is de enige manier om zo’n netwerkorganisatie mogelijk te maken. Zo zorg je dat je alle belangen goed uitbalanceert en het niet een kant op helt. De Zuidwestelijke Delta danst op allerlei bestuurlijke schaalniveaus en juist het verbinden van die schaalniveaus is zo belangrijk. Denk aan de verhouding tussen rijk en regio. Voor de betrokkenheid is het goed om iedere keer weer expliciet te maken wie wat doet: welke overheid heeft welke taak? Alles grijpt in elkaar, en dan kom je er altijd weer op uit dat de opgaven alleen aan te pakken zijn als je ze samen aanpakt.
Geografisch gezien gaat de samenwerking door allerlei grenzen heen. Zeeland is weliswaar het hoofdgerecht, maar we houden ook het West-Brabantse en Zuid-Hollandse perspectief goed in de gaten. Daarom ben ik er scherp op dat iedereen in het programmateam zich vrij voelt om te redeneren volgens de opgaven van de Gebiedsagenda.
Ook proberen we de samenwerking niet te bureaucratisch te maken. Als de partijen ons vragen om een rapportage te maken, zeggen we: dat doen we alleen als die rapportages meerwaarde bieden. Zo voorkomen we dat er veel geld wordt opgebrand aan rapportages die niets extra’s opleveren.
Bij de overheid wordt vaak gezocht naar zekerheid en gedacht in structuren, maar bij dit soort samenwerkingen moet je het Huis van Thorbecke eigenlijk een beetje ontkennen. Je kunt proberen de samenwerking te institutionaliseren, maar dat gaat niet.’
‘Je kunt proberen de samenwerking te institutionaliseren, maar dat gaat niet’
Zo’n grote samenwerking niet te bureaucratisch maken: dat klinkt makkelijker gezegd dan gedaan.
De Beer: ‘We kijken heel kritisch naar de rapportagewensen van de samenwerkende partijen. Natuurlijk rapporteren we, maar dan op het niveau van wat onze output is. Je moet spaarzaam omgaan met het relatief geringe budget dat met de Zuidwestelijke Delta gemoeid is.
Je ziet vaak een grote behoefte aan overzicht en rapportages. Dan vraag ik me af: kan ik iemand die bij de bakker vraagt wat we eigenlijk opschieten met de Zuidwestelijke Delta, nog wel een helder antwoord geven? Ik ben ervan overtuigd dat we het belastinggeld beter kunnen besteden dan aan het schrijven van rapportages.’
Hoe vaak vergadert de Zuidwestelijke Delta?
De Beer: ‘Het aantal formele vergaderingen is behoorlijk laag, eigenlijk gaat dat maar om vier cycli van drie vergaderingen per keer. Dus dan weet je wat we als samenwerkende partijen daarnaast veel doen: elkaar opzoeken, in een minder formele setting.
Een van de kritische succesfactoren is dan ook dat je van elkaar weet wat je precies aan het doen bent. Als je het landschap van de gehele samenwerking niet kunt overzien, dan is het ook lastig om de inhoudelijke beweegredenen van wethouder X, dijkgraaf Y of medewerker A van organisatie B te doorgronden. Uiteindelijk moet je van elkaar weten wat ieders prioriteiten zijn.’
Kok: ‘Dat geldt op alle niveaus: tactisch en strategisch. Het programmateam van de Zuidwestelijke Delta is een soort samenballing van onze omgevingsgerichte blik, met als doel van elkaar te weten wat de posities zijn. Dat wordt weer versterkt door ook samen te werken in het beleidsteam, het regioteam en het gebiedsoverleg
Welke sleutels tot soepele interbestuurlijke samenwerking zijn er nog meer?
De Beer: ‘De knip tussen ambtelijk en bestuurlijk wordt in mijn ogen in sommige omgevingen te hard aangezet. Er wordt dan vooral gecommuniceerd via annotaties en memo’s, maar ik zou zeggen: iedereen moet elkaar kunnen benaderen en elkaar kunnen spreken, de knip tussen ambtelijk en bestuurlijk moet niet te hard zijn. Uiteindelijk zijn bestuurders ook opdrachtnemers van de volksvertegenwoordiging.’
Kok: ‘Het helpt ook dat we onze netwerkbijeenkomsten openstellen. De meeste van onze activiteiten hebben een open inschrijving en zijn dus voor iedereen toegankelijk, ook mensen van buiten de overheid. Kennis delen en vergroten zie ik als bindende factoren van de samenwerking.’
‘De knip tussen ambtelijk en bestuurlijk wordt in sommige omgevingen te hard aangezet’
Wat zien jullie als de grootste uitdaging voor de samenwerking?
De Beer: ‘We moeten zo lang mogelijk over de inhoud blijven praten en onderwerpen niet te snel politiseren. Daarnaast is het belangrijk dat alle partijen zich voor de lange termijn committeren. Mijn oproep is om dit te bezien vanuit een langere periode en niet per begrotingsjaar, want dat is geen goede prikkel om te investeren zoals wij dat nu doen. Het programma kent namelijk een meerjarige bestuursovereenkomst: van 2021 tot en met 2026.’
Is er binnen de Zuidwestelijke Delta nooit concurrentie tussen de verschillende opgaven en doelen?
De Beer: ‘Niet echt, de doelen zijn bijna altijd wel over elkaar te leggen. Er is ook de bestuurlijke intentie om bij alle besluiten te kijken naar zowel veiligheid, ecologie als economie. Er moet altijd aan alle drie de aspecten gedacht worden. Stel dat je de Oosterschelde permanent zou afsluiten, dan zou visserij daar in de huidige vorm niet meer mogelijk zijn. Zoiets past natuurlijk niet bij je kompas, dat voorschrijft dat de Zuidwestelijke Delta economisch veerkrachtig moet zijn. Daarom gebeurt dat ook niet. Uiteraard is dit maar een voorbeeld, maar het illustreert wel de situatie.’