Kustaw Bessems: ‘Eis van beleidsmakers begrijpelijke taal – dan krijg je ook begrijpelijk beleid'
Journalist Kustaw Bessems maakt voor de Volkskrant de podcast 'Stuurloos'. Samen met onderzoekers, filosofen, ambtenaren en dichters denkt hij na over de vraag hoe Nederland beter kan worden bestuurd. Wat zijn, na negentien afleveringen Stuurloos, dé belemmerende patronen en hun oplossingsrichtingen? ‘Tegenspraak moet je organiseren, formaliseren én waarderen.’
Stuurloze stuurlui
Eigenlijk had hij er niet over nagedacht dat zijn podcast zo goed beluisterd zou worden door professionals uit het openbaar bestuur. Het verraste Kustaw Bessems, die zijn podcast wilde maken om juist andere mensen met weinig verstand of inzicht van het openbaar bestuur, hierin te interesseren.
Dat beide doelgroepen zijn podcast beluisteren stemt hem vrolijk. ‘Er is meer dan ooit momentum voor dit onderwerp. De bestuurscultuur staat nu veel meer ter discussie.’
Desgevraagd vindt hij elke aflevering hoopgevend, ook al schetst de titel van zijn podcast – Stuurloos – een minder rooskleurig beeld. Waarom de serie zo heet? Andere titels zoals ‘stuurlui’ waren al bezet, dus de keuze voor stuurloos was een pragmatische. ‘Maar helaas dekt de term de lading goed’, voegt Bessems toe.
‘Nederland is niet een enorm land. De afstand tussen beleidsmakers en burgers is niet fysiek, maar gecreëerd’
Constructieve kritiek
Bessems, die al een rijke journalistieke carrière kende, onder meer als verslaggever, politiek redacteur, chef van het zaterdagkatern en hoofd digitaal bij de Volkskrant, praat in zijn podcast over de vraag hoe Nederland beter kan worden bestuurd. Hij bespreekt die vraag met relevante gasten zoals oud-topjurist Sandra Palmen, voormalig dichter des vaderlands Lieke Marsman, actie-onderzoeker Albert Jan Kruiter, rechtsfilosoof Dorien Pessers en topambtenaar Abigail Norville.
De podcast is gemaakt vanuit een constructieve gedachte. ‘Als je ergens wat van vindt, heb je ook de verantwoordelijkheid om te kijken hoe het dan wel moet’, aldus Bessems. ‘Daarvoor gebruik ik de goede ideeën van anderen.’
Elke aflevering staat een ander vraagstuk of perspectief centraal, maar in zijn gesprekken zit een aantal terugkerende elementen. Voor Overheid van Nu zette hij vijf belemmerende patronen op een rij, inclusief oplossingsrichting.
‘Tegenspraak moet je waarderen en formaliseren. Neem de onderzoeksjournalistiek. Daarin krijgen collega's expliciet de taak om advocaat van de duivel te spelen. Maak het project kapot, is hun opdracht’
1. Uitvoering versus beleid
Pregnant is de kloof tussen beleid en uitvoering, die komt in veel afleveringen ter sprake.
Bessems: ‘Het klinkt als een open deur. Dus nu zijn het uitvoeringstoetsen en feedbackloops wat de klok slaat. Toch miskent het iets heel fundamenteels. Het model blijft: er zijn beleidsmensen die op een beleidsdepartement beleid uitdenken en tegenwoordig, in een vrij laat stadium, nog even kijken of dat beleid wel te doen is. En dat heet dan uitvoerbaarheid. Maar andersom gebeurt het nog nauwelijks: dat het idee voor beleid bij de uitvoering begínt.’
‘Ik snap niet dat het acceptabel is dat beleidsmakers in hun hele werkzame leven – ik bedoel niet toevallig op een verjaardag of zoiets – nooit in aanraking komen met mensen die met de gevolgen van hun beleid te maken hebben. Dat vindt niemand gek, maar dat is ontzettend gek.’
Als het aan Bessems ligt moet de waardering van uitvoerders en beleidsmakers anders, in termen van salaris en mate van inspraak. Tegelijkertijd vindt hij het noodzakelijk dat beleidsmakers, die zich vooral bezighouden met het macroniveau, verplicht worden om af en toe op microniveau te kijken hoe hun beleid in de praktijk uitpakt.
‘Er wordt heel moeilijk over gedaan of het wordt in karikaturen getrokken: je kan toch niet overal zelf gaan kijken, daar is toch geen tijd voor. Nee, dat kan niet. Maar het is wel heel gek als je de afhandeling van waterschade in Limburg doet en niet een keer bent gaan kijken hoe het daar is.’
Volgens hem is dat ook een van de redenen dat Groningers zo lang met aardbevingsschade hebben kunnen zitten, zonder dat dit een nationale kwestie werd zoals nu het geval is.
‘Nederland is niet een enorm land. De afstand is niet fysiek, maar gecreëerd. Een krant kan een oorlog ook niet verslaan door alleen troepenverplaatsingen en politieke statements te duiden. Er moeten mensen naartoe. Die reportages zijn geen anekdotische informatie, dat doet het tekort. Dat is het enige dat je hebt om het mee in te kleuren. Het ene kan niet zonder het andere.’
Hij nuanceert: ‘Ik weet dat er ambtenaren zijn die dit wel doen. Mijn punt is: het zou niet aanvaardbaar moeten zijn om het niet te doen.’
De kloof moet ook gedicht worden door andere mensen binnen het bestuur aan te trekken, vindt Bessems. ‘Mensen die weten hoe het is als het systeem tegen je werkt. In mijn ogen misschien wel de belangrijkste vorm van diversiteit.’
‘We zijn tweedegraads onhandig geworden. We hebben te weinig kennis om te weten of de expertise die we inhuren, wel de juiste expertise is’
2. Omgang met tegenspraak
De omgang met tegenspraak is ook een terugkerend thema in Bessems’ podcast. ‘Tegenspreken is veel moeilijker dan je denkt, er wordt te makkelijk over gedaan. De misvatting rondom tegenspraak is dat mensen het wel zullen zeggen als er iets is. Dat loopt slecht af. Kijk naar het memo van Belastingdienstjurist Sandra Palmen [het memo waarin Palmen in 2017 alarmerend waarschuwt over het stopzetten van toeslagen voor kinderopvang en het onbehoorlijk handelen van de afdeling Toeslagen hierin, red.]. Het memo werd genegeerd en haar functie werd uitgekleed, waarna ze maar vertrok.’
Er zijn tegenovergestelde prikkels, vertelt Bessems. Mensen vestigen de aandacht niet graag op zichzelf, en willen niet vervelend of lastig overkomen. ‘Dat geldt in het algemeen, en dat effect heb je bij ministeries on steroids. En daar doen wij als media aan mee. We schrijven: ‘De minister heeft iets erdoor gekregen', implicerend dat dat iets goeds is. Of we schrijven zeurderige koppen: ‘Wéér uitstel van de omgevingswet’, terwijl dat juist goed is, wanneer iets nog niet uitvoerbaar is. Dat geeft allemaal extra prikkels om niet dwars te gaan liggen.’
De oplossing? Tegenspraak moet je waarderen en formaliseren: ‘Het is net als met een politie-onderzoek of onderzoeksjournalistiek. Ook daarin moet je collega's expliciet de taak geven om advocaat van de duivel te spelen. Geef ze de opdracht om het project kapot te maken. De afspraak daarbij is duidelijk: er zit niets persoonlijks achter, maar we willen met elkaar het beste resultaat.’
Hij voegt toe: ’Bij de overheid wil je dat zo alle onnodige complexiteit en ellende uit beleid en plannen is gesloopt voordat het bij burgers terecht komt.’
‘Als je ergens wat van vindt, heb je ook de verantwoordelijkheid om te kijken hoe het dan wel moet’
3. Leegloop van expertise
Een derde inzicht uit Stuurloos: de leegloop van expertise bij de overheid. Volgens Bessems wordt het onaantrekkelijk gemaakt voor experts om binnen het openbaar bestuur te gaan werken.
‘Vanuit de gedachte dat de overheid log was en slank gemaakt moest worden, zijn ambtenaren wegbezuinigd en gingen we expertise inkopen. Het idee was dat de overheid daarmee efficiënter, goedkoper en wendbaarder zou worden. Maar dat is niet het geval. Integendeel. We zijn, in de woorden van mijn gast Bert Hubert, tweedegraads onhandig geworden. We hebben te weinig kennis om te weten of de expertise die we inhuren, wel de juiste expertise is.’
‘We zijn alleen maar minder wendbaar, omdat we zo afhankelijk zijn van externe marktpartijen. Die afhankelijkheid zorgt voor kwetsbaarheid. Zo is er geen continuïteit in de IT-systemen, omdat we er allemaal partijen voor inhuren. Niemand gaat over het geheel.’
Naar aanleiding van de aflevering met Bert Hubert voerde de Groene Amsterdammer een onderzoek uit naar de inhoudelijke expertise binnen de overheid. Die verifieerde Huberts analyse: ambtenaren op ministeries zijn veelal generalisten, onder hen zijn steeds minder experts. Daarom moet de overheid anders werven, vindt Bessems. Politieke sensitiviteit en werkervaring binnen de overheid moeten geschrapt als vacature-eisen.
‘Ik denk dat er veel meer mensen met hart voor de publieke zaak zijn dan we denken. Het tragische is het aantal van hen dat hun neus stoot en niet goed aardt bij de overheid. Dit is verwant aan het thema tegenspraak. Je haalt extra gedoe naar binnen. Maar het is nuttig gedoe.’
‘Niemand gaat over het geheel’
4. Rechtsstatelijk bewustzijn
Een gebrek aan rechtsstatelijk bewustzijn is een ander terugkerend thema. ‘Mijn gasten vertellen dat er in het openbaar bestuur te weinig kennis is van grondrechten en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, ook al lijken die dingen misschien vanzelfsprekend', zegt Bessems erover.
Sandra Palmen, de oud-topjurist van de Belastingdienst die al in 2017 aan de bel trok over misstanden bij de stopzetting van kinderopvangtoeslag, vertelt erover in een van de afleveringen.
‘Meestal begint het al met een bepaald gevoel dat een ambtenaar heeft: het voelt niet goed wat ik hier aan het doen ben. Mensen weten vaak niet dat het recht zoveel argumenten en ruimte bevat om dat gevoel te onderbouwen en afdwingbaar te laten zijn. Over het algemeen zal het gevoel dat iemand heeft een basis vinden in grondrechten.’
Bessems: ‘Als ambtenaar zit je in een soort middenpositie: je werkt weliswaar voor de overheid, maar je werkt eigenlijk voor de burger en de maatschappij. Het opvijzelen van kennis en bewustzijn over de rechtsstaat is noodzakelijk.’
‘Er is meer dan ooit momentum voor dit onderwerp. De bestuurscultuur staat nu veel meer ter discussie’
5. Weg met jargon
Een ander inzicht uit de podcast gaat over taal.
Er wordt vaker gesproken over de ontoegankelijkheid van het openbaar bestuur door memo’s in jargon en moeilijke taal. Voormalig dichter des vaderlands Lieke Marsman verwoordt het in een van de podcastafleveringen scherper: in de onduidelijke taal die ministeries naar buiten brengen hoor je de onmacht van mensen die de boel niet meer onder controle hebben. Omdat problemen zo lang vooruitgeschoven zijn en inmiddels ongrijpbaar geworden.
Bessems: ‘Lieke vertelt het zo: als je iets niet helemaal weet, ga je een beetje babbelen. In het sociale verkeer lijkt me dat geen probleem, tijdens de borrel hoef je niet alles precies te weten, maar als het om beleid gaat is het anders. Veel mensen voelen het aan hun water dat er iets wordt verholen. Je voelt: er wordt omheen geluld. Bovendien maakt jargon iets exclusief.’
Alle beleidsnota’s op B1-niveau schrijven is volgens Bessems niet dé oplossing, maar begrijpelijke taal zou wel een streven moeten zijn.
‘Dat geldt hetzelfde voor een inhoudelijk, journalistiek stuk. Hoe begrijpelijker je het over iets wilt hebben, des te beter moet je het uitzoeken.’
‘In die zin kunnen beleidsmakers taal gebruiken om terug te keren naar de inhoud. Dan wordt begrijpelijke taal niet alleen een eis, maar ook een manier om beleid zelf zo helder mogelijk te maken.’