Sinan Can: ‘Ga als beleidsmaker eens in de armste wijk van Nederland zitten’
Documentairemaker Sinan Can maakte de serie Breuklijnen over vier kwetsbare buitenwijken in Parijs, Stockholm, Londen en Brussel. Zijn serie is een wake-up call voor Nederlandse beleidsmakers, vindt Can. Wat zag hij precies en hoe kunnen ambtenaren en bestuurders ingrijpen? ‘Mijn hoop is gevestigd op individuen binnen instituties.’
Slapeloze nachten
Het was zijn moeilijkste project tot nu toe. Sinan Can, onderzoeksjournalist en documentairemaker bij BNNVARA, staat bekend om zijn documentaires over conflicten en conflictgebieden in met name het Midden-Oosten, zoals de Armeense genocide, de Arabische lente en IS. Zijn serie Breuklijnen speelt zich in Europa af.
‘Ik vond deze serie echt lastig om te maken. Ik heb meerdere keren gedacht: ik stop ermee. Door de intimidatie, de agressie, het naschreeuwen. Op een gegeven moment wilde iemand onze cameraman slaan met een ketting.’
‘Die zei daarna: ik ga nog liever naar Syrië met jou dan weer naar die wijk in Parijs.’
‘Je wilt als journalist vrijuit in de wijk rondlopen, maar het was heel lastig om voorbij het wantrouwen te komen. Ik had er slapeloze nachten van.’ Waarom? ‘Mensen wilden niet geïnterviewd worden. Mensen wilden niet eens meer zelf vertellen hoe zij dingen beleefden.’
‘Je ziet in de wijken hetzelfde mechanisme: een terugtrekkende overheid, het stigmatiseren van de media. Populistische politici doen daaraan mee. Dan krijg je een gevaarlijke, uitzichtloze cocktail’
Identieke problematiek
Gedurende een jaar volgde Can vier buitenwijken van grote steden: Clichy sous Bois (Parijs), TowerHamlets (Londen), Rinkeby (Stockholm) en Molenbeek (Brussel).
Samen met regisseur Danielle van Lieshout keek hij naar tien verschillende buitenwijken van Europese hoofdsteden, onder andere in Kopenhagen en Berlijn. Uiteindelijk kozen ze voor wijken waar een grote aanslag was geweest.
Elk seizoen ‘woonde’ Can een week lang in de wijk, gedurende het jaar bleef hij de wijken volgen en onderhield hij contact met buurtbewoners. ‘De multiply problems van deze wijken zijn identiek: armoede, criminaliteit, slechte huisvesting, uitval bij scholen, ziekteverzuim van docenten, jeugdwerkeloosheid. Al die dingen spelen in al die wijken.’
De beelden liegen er niet om: in Parijs wordt Can rondgeleid door een gemeenteraadslid in totaal verwaarloosde flatportieken. De brievenbussen zijn stuk, de muren zijn beklad en de doorgang wordt versperd door een berg vuilniszakken. Veel flatgebouwen zijn gestut of omgeven door netten, omdat de gebouwen oud en dus kwetsbaar zijn. Ook is er geregeld brand in de gebouwen, door kapotte kabels en kortsluiting. Desondanks is de huur er niet minder om; een klein appartement waarin dertien mannen wonen, kost 800 euro per maand.
‘Als de overheid zich terugtrekt, nemen religieuze instituties of bendes het over’
Isolement
Hoe heeft het zover kunnen komen? Can: ‘Je ziet hetzelfde mechanisme in die wijken: een terugtrekkende overheid, het stigmatiseren door de media van deze wijken als roversnesten, jihadwijken, no go-zones en Shariawijken. Populistische politici doen daaraan mee. Dan krijg je een gevaarlijke, uitzichtloze cocktail. Buurtbewoners krijgen dan een negatief zelfbeeld, ze zien het nut er niet meer van in om hun best te doen en zo krijg je een vicieuze cirkel. Dan kan het snel achteruitgaan.’
In de serie zien we dat de overheid zich terugtrekt, bijvoorbeeld in Rinkeby. Daar is zoveel geweld, ook ten opzichte van de politie, dat die uit de wijk verdwijnt. Ook in Londen is de overheid afwezig. ‘Als de overheid zich terugtrekt, nemen religieuze instituties of bendes het over’, vertelt Can. In de Londense wijk staan tientallen Shariarechtbanken, in het Zweedse Rinkeby zijn Somalische bendes actief.’
De buurtbewoners isoleren zichzelf in die wijken, zag Can. ‘Ik merkte dat de mensen echt bang waren, door racisme en islamofobie. Het liefst blijven de bewoners daarom in hun eigen bubbel. Ze hebben een fictieve muur gebouwd, in zo’n wijk voelen ze zich veiliger.’
‘Als de minderwaardigheid van wijkbewoners steeds wordt gevoed door politici en de media en het daarnaast ook nog ontzettend moeilijk is om een stageplek of baan te vinden, drijf je af.’
‘Dan ontstaat er een parallelle samenleving. Dat worden dan goede plekken om mensen te rekruteren voor de criminaliteit en voor IS. Het is een vijver van ellende, teleurstelling.’
‘Waarom geen vierdaagse reis in Nederland maken? Ga als beleidsmaker eens in de armste wijk van Nederland zitten en zien hoe mensen daar leven’
Wake-up call
‘Dit is een wake-up call voor Nederlandse beleidsmakers: ook in Nederland kan dit gebeuren.’
Wat is een universele les die Can uit de vier wijken kan destilleren? ‘Dat er een sterke overheid nodig is. Niet als totalitaire staat, maar als een overheid die omkijkt naar mensen, die hen serieus neemt.’
‘Inwoners moeten het gevoel hebben dat de overheid aanwezig en zorgzaam is.’
Wat Can benadrukt, is het belang van een langetermijnvisie. ‘Je kunt de problemen niet in vier jaar wegwerken - je moet verder, langer, dieper kijken dan van verkiezing tot verkiezing. Er zijn liefdevolle bestuurders nodig, die het beste voor hebben met mensen. Dat zie ik niet.’
Wat moeten beleidsmakers doen? ‘Mensen serieus nemen. In de haarvaten van de samenleving zitten, signalen opvangen. Waarom geen vierdaagse reis in Nederland maken? Ga als beleidsmaker eens in de armste wijk van Nederland zitten en zien hoe mensen daar leven.’
‘Door te investeren in mensen, creëer je rolmodellen, daardoor creëer je perspectief en kansen en een ecosysteem waarin mensen zich betrokken voelen en initiatieven ontplooien’
Voorbij het wantrouwen
Nog even over het wantrouwen dat Can aan den lijve ondervond, onder andere in Rinkeby. Ook in Nederland een belangrijk thema. Hoe kom je daar voorbij? De eerste twee weken filmde hij nauwelijks in de Zweedse buitenwijk, toch lukte het hem om mensen hem te laten vertrouwen en voor de camera te vertellen.
‘Overheden moeten een communicatiemanier vinden die toegankelijk is voor deze mensen', zegt Can erover. Zo winnen overheden vertrouwen terug. ‘Deze mensen voelen zich echt verlaten. Terwijl er best veel hulp is, de overheid is er wel aanwezig.’
‘De overheid moet makkelijk te bereiken zijn en in oplossingen denken. Praktisch in plaats van bureaucratisch. En de goede intenties laten zien.’
Hij illustreert het met een voorbeeld van dichterbij huis: ‘Als mijn ouders een brief ontvangen, moet ik het wel vijf keer lezen. Waarom kan het niet in gewoon Nederlands?’
’Ik zie mensen die dagelijks het verschil proberen te maken in de levens van mensen, die langs de bureaucratie heen werken. Die mensen moeten we koesteren, en steunen in hun werk’
Investeren
Volgens Can moet de overheid ook blijven investeren in mensen en in wijken. Als we daarmee stoppen, drijven mensen af naar criminaliteit en werkloosheid. Dan moeten we dat geld over dertig jaar in de politiedienst investeren, denkt hij. Dan kun je het beter aan de voorkant investeren.
In de serie zien we daar een mooi voorbeeld van. Can loopt over een voetbalveldje met bewoner Ibrahim waar deze vroeger altijd speelde. ‘Het is hier nu veel mooier', vertelt Ibrahim. We zien goals, klimtoestellen en bankjes. Toch vertelt Ibrahim dat hij vindt dat de overheid niet in de juiste projecten heeft geïnvesteerd.
‘Ze hebben in steen geïnvesteerd. Het is fijn om een voetbalpleintje te hebben, maar mensen hebben ook kansen nodig en daarvoor heb je scholing nodig. Door te investeren in mensen, creëer je rolmodellen, daardoor creëer je perspectief en kansen en een ecosysteem waarin mensen zich betrokken voelen en initiatieven ontplooien.’
‘Zo’n voetbalclub is stiekem ook een huiswerkbegeleidingclub, waar ze meisjes empoweren door hen te helpen een bijbaan te vinden’
Voetbalclub
In dezelfde wijk zit ook een voetbalclub waar opvallend veel meisjes voetballen. Can refereert eraan. ‘Neem nou zo'n voetbalclub, dat is stiekem ook een huiswerkbegeleidingclub, ze empoweren meisjes door hen te helpen een bijbaan te vinden. Ik geloof in dat soort kleine projecten, daar moet je in investeren. Het resultaat zie je niet meteen. Misschien is er één generatie nodig voordat je het ziet.’
Ondanks de ellende die Can in de wijken heeft gezien, vindt hij de situatie niet zwartgallig. ‘Binnen instanties heb je goedwillende mensen, mijn hoop is gevestigd op individuele mensen in instituties. Je ziet ook altijd de mensen die wel denken het verschil te kunnen maken, zoals een social worker in Clichy sous Bois of een politieagente in Rinkeby. Ik zie mensen die dagelijks het verschil proberen te maken in de levens van mensen, die langs de bureaucratie heen werken. Die mensen moeten we koesteren, en steunen in hun werk.’