Charisma Hehakaya: ‘Problemen oplossen is meer dan er veel geld tegenaan gooien’
Voor veel politieke partijen draaien de aankomende Tweede Kamerverkiezingen om het vertrouwen van kiezers terugwinnen. Dat is hard nodig volgens Charisma Hehakaya, oprichter van het Eerste Generatie Fonds aan de Universiteit Utrecht en ervaringsdeskundig op het gebied van armoede. ‘De overheid ziet ook in dat het nodig is, maar veel beleid bestaat nog uit het blussen van brandjes.’
Wie is Charisma Hehakaya?Charisma Hehakaya (1992) rondde onlangs haar promotieonderzoek af bij de divisie Beeld en Oncologie van het UMC Utrecht en deed daarvoor verschillende opleidingen in de innovatiewetenschappen, business administration en klinische epidemiologie. In 2021 richtte ze het Eerste Generatie Fonds op om studenten, die als eerste uit het gezin naar de Universiteit Utrecht gaan, financiële steun te bieden door middel van een studiebeurs. Op Hehakaya’s initiatief ging in februari 2023 ook University Pioneers van start - een programma om deze studenten te stimuleren het beste uit hun talenten te halen. Nu werkt ze als universitair docent bij het Julius Centrum van het UMC Utrecht. Daar werkt ze aan exposoom onderzoek, preventie en participatie. |
De afstand tussen overheid en burger, die voelde Hehakaya vaak in haar jeugd. Ze groeide op samen met haar twee oudere broers in Vught in een arm, Moluks gezin. Het gezin was geen onbekende bij de voedselbank. Toeslagen regelen, schulden afhandelen en allerlei brieven van verschillende overheidsinstanties ontcijferen, was de dagelijkse realiteit.
‘Hoe armer je bent, hoe meer je in contact komt met de overheid’, vertelt Hehakaya. ‘Daarom maakt het zoveel uit op welke manier de overheid communiceert. Te vaak wordt ervan uitgegaan dat iemand er wel uit komt. Maar dat is te passief gedacht. Ik mis echte betrokkenheid.’
En dat ziet ze ook terug in de taal die de overheid toepast. ‘De overheid is toegankelijk voor mensen die goed kunnen lezen en schrijven en academisch opgeleid zijn. Voor mensen die praktisch opgeleid zijn, en Nederlands niet als eerste taal hebben, is een toeslagbrief bijna niet begrijpen. Dat kan dus beter.’
‘Hoe armer je bent, hoe meer je in contact komt met de overheid - daarom maakt het zoveel uit op welke manier de overheid communiceert’
Met 1-0 achter beginnen
In 2014 wees het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) op de grote groep die niet mee kan komen in onze samenleving: de ‘onzekere werkenden’ en ‘het precariaat’. Zij hebben te maken met tijdelijke banen, lage inkomens, moeilijke relaties, weinig sociale zekerheid en/of het ontbreken van een politieke stem. Ook hebben ze een verhoogd risico op armoede, schulden en bestaansonzekerheid. In deze groep zat Hehakaya.
Hehakaya ging ondanks de omstandigheden waar ze in op groeide naar de universiteit, als eerste uit het gezin. Ze liep vooral tegen financiële drempels aan; vanuit huis kreeg ze geen financiële steun. Ze moest daarom altijd werken naast haar studie. Daarnaast volgde ze extra lessen in Nederlands omdat ze niet foutloos Nederlands sprak. Thuis sprak ze Nederlands en Maleis. Pas achteraf realiseerde ze zich dat het haar niet is komen aanwaaien.
‘Daarom zet ik me ook in voor studenten die als eerste uit het gezin gaan studeren’, zegt Hehakaya. ‘Zij kunnen tegen meer financiële en sociale uitdagingen aanlopen. Het ideale uitgangspunt is dat je iets doet wat jij leuk vindt. Maar dat is niet altijd realistisch. Iemand van het gymnasium kan kiezen voor een mbo-opleiding, maar iemand van het vmbo kan geen arts worden. Bovendien verdienen banen van theoretisch opgeleiden vaak meer dan die van praktisch opgeleiden. En geld is precies wat belangrijk is in bestaanszekerheid. Overigens leven academisch opgeleiden vijf jaar langer en vijftien jaar langer in goede gezondheid dan praktisch geschoolden.’
‘De gemeente heeft meer aan een ambtenaar die weet hoe lastig het is om aan een huis te komen terwijl je niet in aanmerking komt voor sociale huur’
In gesprek met mensen
Inmiddels gaat Hehakaya als doctor door het leven. Ze komt ook op heel andere plekken dan eerst. Zoals een speciale bijeenkomst van de ‘Week van de Rechtstaat’, waar ze een van de sprekers was. Ze wordt vaker als ervaringsdeskundige om haar mening gevraagd zoals bij ‘Sander en de Kloof’. De uitdagingen die ze heeft meegemaakt, hebben haar doen inzien hoe uniek haar positie is. ‘Het was niet makkelijk, maar al die hobbels hebben me geholpen om de theorie naar de praktijk te vertalen. Mijn kracht is dat ik die verschillende werelden kan verbinden met elkaar.’
Vanuit die positiviteit wil ze benadrukken dat ze niet alleen maar de slechte dingen ziet. ‘Er gaat veel goed en ik denk dat we op de goede weg zijn. We hebben in Nederland een goed systeem dat probeert mensen op te vangen als ze het niet zelf kunnen. Waar de overheid nog wel grote stappen in kan zetten, is het actief betrekken, luisteren naar en informeren van mensen. De bal ligt hiervoor bij de overheid.’
Hehakaya doelt vooral op het doolhof van toeslagen en de neerbuigende houding van de overheid om geld tegen een probleem aan te gooien. ‘Vertrouwen krijg je niet alleen door geld vrij te maken voor een probleem. Daarvoor moet je in gesprek met mensen. Je kunt niet verwachten dat je weet wat er speelt als je alleen in je eigen bubbel zit.’
Ze wil daarmee niet zeggen dat je als ambtenaar in armoede moet leven voordat je een goede ambtenaar kunt zijn. ‘Maar is het echt nodig dat je een masteropleiding moet hebben gevolgd voor een functie bij de gemeente? Ik denk dat de gemeente meer heeft aan iemand die weet hoe lastig het is voor een metaalbewerker om aan een huis te komen terwijl hij niet in aanmerking komt voor sociale huur.’
‘Uiteindelijk maken de mensen de overheid. Help je de mensen voor wie je werkt? Ben je rechtvaardig bezig?’
Ambtenaren maken de overheid
De mensen die beleid maken en uitvoeren, daar begint het bij volgens Hehakaya. ‘Om beleid uit te voeren, zijn er kaders en principes. Maar de gebaande paden zijn niet bedoeld om klakkeloos gevolgd te worden. Als ambtenaar moet je blijven nadenken over de impact van beleid op de mensen om wie het gaat.’ Dat bewijst de Toeslagenaffaire wel als je het aan Hehakaya vraagt.
‘Lees je ook in’, vervolgt Hehakaya. ‘Ik besefte als kind niet wat de gevolgen waren van de behandeling van Molukkers na de Tweede Wereldoorlog. Maar ik zag wel dat m’n opa getraumatiseerd was en dat hij geen hulp kreeg. M’n opa werd meegenomen op een boot uit Indonesië en zou later terugkeren. Hij werd in Vught in een voormalig concentratiekamp geplaatst. Met de kennis van hoe dat toen is gegaan, en het bewustzijn van de pijn die er nog steeds zit bij de Molukse gemeenschap, neem je als overheid andere beslissingen. Is het überhaupt menselijk om mensen in een voormalig concentratiekamp te laten wonen?’
Ook ziet Hehakaya dat veel van het bestaande beleid is ingestoken op het blussen van brandjes. ‘We zouden vaker moeten kijken naar de toekomst, hoe we problemen kunnen voorkomen’, vindt ze.
Er is ook een belangrijke taak weggelegd voor ambtenaren om hun eigen verantwoordelijkheid te pakken. ‘Uiteindelijk maken de mensen de organisatie. Help je de mensen voor wie je werkt? Ben je rechtvaardig bezig? Hoe draag je bij aan het doel van de organisatie? Dat zijn allemaal dingen die je je kunt afvragen. Van de overheid mag je verwachten dat ze dat doen.’