De Drechtraad, deel II: van interbestuurlijk kroonjuweel tot mislukt project?
De Drechtraad was lange tijd een schoolvoorbeeld van interbestuurlijke samenwerking. Maar sinds 2022 bestaat de Drechtraad niet meer. Wat is er gebeurd? Deel II: In gesprek met het Dordrechtse raadslid Irene Koene van Gewoon Dordt en wethouder in Papendrecht Arno Janssen van Papendrechts Algemeen Belang, die allebei in de Drechtraad zaten. ‘Zoals Dordrecht nu de samenwerking aangaat met de regio, is het al stukken beter dan het was.’
De Drechtraad werd ook wel 'Europa aan de Maas' genoemd
In het eerste artikel over de Drechtraad op Overheid van Nu betogen Els Boers, die in 2021 interim regiogriffier was bij de Drechtsteden, en Wouter Kolff, burgemeester van Dordrecht, dat de Drechtraad vooral ten onder is gegaan aan bestuurlijke spaghetti: de extra bestuurslaag zou uit de hand zijn gelopen omdat er allerlei bestuurlijke toeters en bellen waren opgetuigd, waaronder velerlei overleggen, een raad en een college, een agendacommissie en een presidium.
Volgens Irene Koene, eerder actief voor de VVD en tussen 2018 en 2022 namens Gewoon Dordt lid van de Drechtraad, zit daar wat in. ‘Er was inderdaad te veel opgetuigd in de Drechtraad. Niet voor niets werd het ook wel “Europa aan de Maas” genoemd. Je bent er niet om het met elkaar moeilijker of omslachtiger te maken, je bent er juist om het een beetje lean and mean te maken, ook al heb ik een hekel aan dat soort Engelse uitdrukkingen.’
Tegelijkertijd geldt volgens Koene dat als je in zo’n construct samenwerkt je ook recht moet doen aan de positie die iedereen heeft. ‘De enige manier om dat te doen bleek door van alles in het leven te roepen, zodat je je als gemeenteraadslid in de Drechtraad uiteindelijk ook gehoord voelde.’
'Het ging allemaal wel op een gezellige manier, maar ik had het sterk het gevoel nergens echt besluiten over te kunnen nemen'
Ook op andere vlakken waren de verhoudingen scheef
Volgens het gemeenteraadslid zit daarin de tegenstrijdigheid van de Drechtraad besloten: binnen gemeenten is de gemeenteraad het hoogste orgaan, maar in de Drechtraad waren het niet de gemeenteraadsleden bij wie de macht lag. Die leek meer te liggen bij de collegeleden die het dagelijks bestuur vormden.
‘Daardoor moest de Drechtraad met sommige dingen uiteindelijk gewoon instemmen. Er was een enorme vergaderdruk en dat ging allemaal wel op een gezellige manier, maar ik had het sterk het gevoel nergens echt besluiten over te kunnen nemen. Dat kwam ook doordat partijgenoten uit verschillende gemeenten door dik en dun met elkaar meestemden, terwijl sommige besluiten wellicht niet het beste voor de regio waren. Of andersom: dat de raadsleden van een gemeente elkaar vasthielden.’
Ook op andere vlakken waren de verhoudingen binnen de Drechtraad scheef, vervolgt Koene. ‘Alle lokale partijen bij elkaar waren in de Drechtraad behoorlijk groot. Dat klopt ook wel met hoe groot die partijen in de gemeenten zijn, maar dat ligt anders voor bijvoorbeeld de ChristenUnie en de Staatkundig Gereformeerde Partij. Dat contingent was in de Drechtraad ook behoorlijk, terwijl die partijen in Dordrecht zelf behoorlijk klein zijn.’
'De hele houding naar de kleinere gemeenten toe was fout - ergens is daar iets geknapt, en toen is het langzaam bergafwaarts gegaan’
Vooral in de beginjaren van de Drechtraad wilden de Dordtse raadsleden in de Drechtraad meer te zeggen hebben. ‘De deelnemende gemeenten waren een samenwerking met elkaar aangegaan die gelijkwaardig moest zijn maar zo niet ervaren werd. In de Drechtraad legde je afhankelijk van het aantal inwoners een bedrag in, maar de ene gemeente heeft enkele tienduizenden inwoners en de andere meer dan honderdduizend. Om dan als Dordrecht te zeggen dat je meer betaalt, klopt niet.’
De leden in de Drechtraad hadden ook allemaal een ander stemgewicht, afhankelijk van het inwonertal van de gemeente die ze vertegenwoordigden. Koene: ‘Ook daardoor zat het altijd tussen de oren dat Dordrecht het meeste te zeggen had en dat kon voor wrevel zorgen.
Dordtse raadsleden en wethouders lieten zich ook laatdunkend uit over hun collega’s in de kleinere gemeenten. Zo van: de wethouder van Sliedrecht? Pffff, wat stelt dat voor?’ De hele houding naar de kleinere gemeenten toe was fout, zegt het raadslid. ‘Ergens is daar iets geknapt, en toen is het langzaam bergafwaarts gegaan.’
'Zoals Dordrecht nu de samenwerking aangaat met de regio is het al stukken beter dan het was'
Dordrecht ging over op een inkoopmodel
Echt fan van de Drechtraad is Koene nooit geweest. Ze gelooft voor de gemeente Dordrecht meer in een inkoopmodel zoals bijvoorbeeld in Tilburg wordt gehanteerd. ‘Dat model doet veel meer recht aan de omringende gemeenten, die dan klant zijn bij Dordrecht. En voor klanten zorg je goed.’
Dordrecht is na het einde van de Drechtraad al voor een deel overgegaan op een inkoopmodel. Andere gemeenten kunnen apolitieke services bij Dordrecht inkopen, daarnaast is de Smart Delta Drechtsteden opgezet als netwerkplatform voor de ontwikkeling van de regio, en is de gemeenschappelijke sociale dienst van de Drechtraad overeind gebleven.
‘Zoals Dordrecht nu de samenwerking aangaat met de regio is het al stukken beter dan het was’, zegt Koene. Ook al heeft de gemeenschappelijke sociale dienst de regio veel gebracht, ze hoopt dat ook die regeling de komende jaren ten einde komt en in de vorm van een inkoopmodel wordt gegoten.
‘Niemand durfde het aan om met het einde van de Drechtraad ook meteen het hele sociale domein op de helling te zetten. Die stap was te groot en daarnaast functioneert de Sociale Dienst Drechtsteden wel goed in de regio. Voor nu hebben we het goede behouden.’
‘Het is lekker om te sparren met iemand die niet per se je stadsgenoot is'
Geen inwoner heeft een nacht wakkergelegen
Terugkijkend op de Drechtraad wil Koene niet van een mislukking spreken. ‘Het was een wijze les. Inwoners van de regio hebben uiteindelijk ook geen nadelen van de samenwerking ondervonden. Geen enkele inwoner heeft er een nacht van wakker gelegen dat de Drechtraad er was, maar ook heeft geen enkele inwoner ervan wakker gelegen dat het niet zo goed werkte.’
Het grote voordeel van de Drechtraad dat door vrijwel alle betrokkenen wordt genoemd – dat het nuttig was om regelmatig met collega’s uit andere gemeenten van gedachten te wisselen over belangrijke onderwerpen – onderschrijft Koene ten volle. ‘Het is lekker om te sparren met iemand die niet per se je stadsgenoot hoeft te zijn. Als je stopt met luisteren naar anderen leer je niks meer bij over wat jouw stad of dorp beter kan maken.’
Discussies in afzonderlijke gemeenteraden werden vaak nog eens dunnetjes overgedaan in de Drechtraad’
Juist dat ‘meer dan gezellige onderonsje om elkaar te leren kennen’ is wat Arno Janssen het meeste zegt te missen aan de Drechtraad.
Tussen 2014 en 2018 was hij er lid van namens Papendrechts Algemeen Belang, de partij waarvoor hij nu het wethouderschap Burgerzaken, Wonen & Bouwen, Verkeer & Waterstaat, Duurzaamheid en Coördinatie Vluchttelingen in Papendrecht vervult. ‘Dat regelmatig samenkomen is ook meteen de enige reden dat ik de Drechtraad mis. Ontmoetingen zijn broodnodig, maar dan wel rondom thema’s waarin je samen geïnteresseerd bent.’
Maar plat gezegd was de Drechtraad volgens Janssen in werkelijkheid ‘een soort circus met een eigen raad en met oeverloze bestuurlijke discussies over van alles en nog wat. Discussies in afzonderlijke gemeenteraden werden vaak nog eens dunnetjes overgedaan in de Drechtraad’.
Het grootste probleem was volgens hem dat niemand van het Drechtraadbestuur écht ter verantwoording geroepen kon worden voor wat hij of zij deed.
Ik vroeg me regelmatig af wat ik formeel eigenlijk bij de Drechtraad kwam doen'
Wel onderdeel, betrokken en geïnformeerd, maar toch buitenspel
‘Als raadslid werd je gekozen voor je eigen gemeente, en vervolgens mocht je dan ook in de Drechtraad meepraten, maar het Drechtraadbestuur luisterde zelden naar je. Vaak was het besluit ambtelijk en bestuurlijk al genomen.’ Drechtraadleden zouden in een monistisch stelsel – tegenhanger van het dualisme – eigenlijk naast de Drechtraadbestuurders moeten staan, maar dat was in de praktijk nauwelijks het geval, zegt Janssen.
‘Het kwam ook voor dat wethouders in het Drechtraadbestuur een heel andere portefeuille hadden dan in hun eigen gemeente, waardoor het moeilijk was ze ter verantwoording te roepen.’
Met andere woorden: gemeenteraadsleden die wel onderdeel waren van de Drechtraad, voelden zich weliswaar betrokken en beter geïnformeerd, maar toch meer buitenspel staan. ‘We stonden erbij en keken ernaar. Ik vroeg me regelmatig af wat ik formeel eigenlijk bij de Drechtraad kwam doen. In 2017 pleitte ik bij de algemene beschouwingen al voor de vorm die nu in de praktijk lijkt te zijn gerealiseerd: opheffing van de Drechtraad en meer verantwoording door wethouders “thuis”, in hun eigen gemeenteraad.’
Volgens Janssen is de schaal van de Drechtsteden ook duidelijk niet de meest geschikte om alle regionale uitdagingen op te lossen. ‘Ieder probleem kent zijn eigen schaal. Soms pak je een probleem aan met twee gemeenten, soms met tien en soms op nationaal niveau. Dit besef heeft de afgelopen vijf jaar gelukkig steeds meer postgevat. Maar hoe je een probleem ook aanpakt: ik vind ten principale dat gemeentelijke bestuurders altijd ter verantwoording moeten kunnen worden geroepen in hun eigen gemeenteraad.’
'Elkaar niet of nauwelijks meer ontmoeten rondom relevante onderwerpen, is wel het grootste gemis na de ontmanteling van de Drechtraad’
Er werden nog regionale ontmoetingen voorgesteld
De manier waarop de regio nu samenwerkt, ziet Janssen meer zitten dan zoals het voorheen ging. Hij vindt het goed dat de Sociale Dienst Drechtsteden gemeenschappelijk wordt voortgezet.
‘Die dienst staat van meet af aan wel onder leiding van Dordrecht, om zo efficiëntieslagen te kunnen maken. Ook is de bestuurlijke drukte van de Drechtraad er tussenuit geknipt. Bovendien hebben bestuurders in bijvoorbeeld Papendrecht nu meer invloed op hoe er bijvoorbeeld met bepaalde tegemoetkomingen wordt omgegaan. De verantwoording over de Sociale Dienst Drechtsteden gebeurt niet op het niveau van de regio, maar meer naar de eigen gemeente toe. Met de mogelijkheid van eigen accenten en maatwerk. Dat is in ieder geval een verbetering.’
Om het gemis van het elkaar ontmoeten op te vangen, heeft Janssen destijds bepleit dat er ‘tien à vijftien’ regionale bijeenkomsten per jaar zouden worden georganiseerd.
‘Om elkaar te informeren en om vast te houden aan de regionale ontwikkelingen waar je deels samen voor staat. Dit is maar heel beperkt van de grond gekomen. Enerzijds omdat de agenda’s van bestuurders en raadsleden al zo vol lijken te zijn, anderzijds omdat de inhoudelijke interesse voor dergelijke niet-formele bijeenkomsten erg te wensen over laat. Het is onduidelijk hoe dat op te lossen, maar het elkaar niet of nauwelijks meer ontmoeten rondom relevante onderwerpen is wel het grootste gemis na de ontmanteling van de Drechtraad.’
Volgende keer in deel 3
Volgende week het laatste deel van het drieluik over de Drechtraad: een interview met bestuurskundige Marcel Boogers: ‘De Drechtraad was een poging om regionale samenwerking beter te gronden in de democratie en was daarin tot op zekere hoogte best succesvol.’