VLOED - creatief met slib in een losse samenwerking
In Noordoost-Groningen zijn de mensen van VLOED (Verbetering Landbouwgronden door Ophoging met Slib uit de Eems-Dollard) creatief in de weer met slib. Meer interactie tussen land en water, en tussen landbouw en natuur, is het doel. Hoe houden betrokken partijen elkaar vast ondanks hun soms tegengestelde belangen? Overheid van Nu sprak met Albert Vos en Peter van Dijken, de projectleider en omgevingsmanager van project VLOED. En met Frances Heijman, programmamanager van Eems-Dollard 2050 (ED2050).
• Grote delen van Groningen (en de rest van ons land) zijn ontstaan door inkomend slib. Door dijkbouw is ons land goed beschermd tegen de zee, maar daardoor groeit de kust niet meer mee. Gevolg: het hoogteverschil tussen land en zee neemt toe. De Eems-Dollard (ED) is nu een grote badkuip met sediment geworden, waardoor haar natuurlijk staat verslechtert. |
Natuurherstelproject VLOED
‘VLOED onderzoekt hoe je slib, dat slecht is voor de waterkwaliteit, kunt gebruiken om de kwaliteit van het land – aan de andere kant van de dijk – te verbeteren’, vertelt projectleider Albert Vos. Sinds afgelopen zomer wordt in het Noord-Groningse Eems-Dollardgebied onderzoek gedaan naar het ophogen van landbouwgronden en klei-rijperijen (hier wordt baggerslib door inklinking en drainagebuizen ontwaterd tot vaste klei, red.) ten behoeve van dijkversterking. En naar het invangen van slib.
Frances Heijman is programmamanager van ED2050, waar verschillende projecten onder vallen, zoals VLOED. ED2050 is een samenwerking tussen overheden, natuur- en milieuorganisaties en bedrijven om de natuur, economie en leefbaarheid van het gebied rond de Eems-Dollard te versterken. Ze legt uit dat VLOED daarbinnen een natuurherstelprogramma is met twee componenten.
Een wetenschappelijke component om meer te leren over het estuarium van de Eems-Dollard (Een estuarium is een trechtervormige monding van een rivier, waar zoet rivierwater en zout zeewater met elkaar mengen en zodoende brak water ontstaat; estuaria hebben vaak een grote natuurwaarde).
De tweede component is de aanpak: leren door te doen. In VLOED worden twee eerdere pilots opgeschaald.
‘Op het moment dat pilots succesvol zijn, dan wil je opschalen. En dan komt er een heel aantal kennisvragen om de hoek kijken: wat is er bestuurlijk, juridisch en technisch voor nodig om dat voor elkaar te krijgen? En daar houdt VLOED zich mee bezig: de sprong van pilot naar grootschalige uitvoering’, aldus Heijman.
Coalition of the willing
‘Een van de bijzondere dingen aan VLOED is dat partijen die gewoonlijk met de ruggen naar elkaar toe staan – landbouw en natuur- en milieuorganisaties – vanuit een gezamenlijk belang werken aan een natuurherstelopgave, die tegelijkertijd perspectief biedt voor de landbouwsector’, zo vertelt Heijman. Maar hoe komt het dan dat VLOED hierin slaagt?
‘Bijzonder aan ED2050 is dat er geen juridische governance onder ligt,’ aldus Heijman. ‘Heel vaak zie je dat het bij vergelijkbare projecten) blijft hangen in goede intenties en worstelingen rondom de organisatie: wie is waarvan, wie is waar verantwoordelijk voor, etc. Dat is bij ED2050 niet aan de orde.’
Dat zit ‘m in de juridische structuur: ‘Wij hebben geen Wet gemeenschappelijke regelingen, wij zijn geen publiek-private samenwerking of wat voor juridische vorm dan ook. Het is een club mensen die zich gecommitteerd heeft aan een gezamenlijk doel.’
‘Partijen die gewoonlijk tegenover elkaar staan – landbouw en natuur- en milieuorganisaties – werken hier vanuit een gezamenlijk belang’ – Frances Heijman
Het is zowel het nadeel als het voordeel van ED2050 en dus van VLOED. ‘Je hebt niks waarop je terug kunt vallen. Je kunt partijen niet aanspreken op hun afspraken en het vereist dus een continu onderhoud van de onderlinge relaties.’ Maar: ‘Je verzandt ook niet in juridisch gekissebis. Dat is wat wij bedoelen met een coalition of the willing’.
Maar schuurt het dan ook wel eens? Volgens Vos werkt vrijblijvendheid in de onderzoeksfase goed. Je zit niet vast aan kaders of onmogelijkheden; er is ruimte voor innovatie. Maar het wordt spannend wanneer straks het kantelpunt komt naar uitwerking en realisatie. ‘Dan heb je commitment nodig.’
In de eerste fase zijn partijen prima bereid om buiten hun taakopvatting te werken en flexibel om te gaan met hun belangen. Maar op het moment dat het groot wordt – in bedragen en hectares – dan worden die belangen scherper. ‘Dan is niet gezegd dat je er komt met een coalition of the willing zoals we die nu hebben,’ geven beiden aan.
Draagvlak creëren
Een keer per twee weken vindt er overleg plaats. Dan schuiven alle partijen aan bij omgevingsmanager Peter van Dijken en projectleider Vos. Van Dijken geeft aan dat dit overleg de bestuurlijke kern van VLOED is: ‘Hier bewaken we de hoofdlijnen.’ Als omgevingsmanager neemt hij het voortouw om draagvlak te creëren in de buitenwereld. Hij probeert mensen en stakeholders enthousiast te maken voor het inzetten van slib op het Groningse platteland. Denk hierbij aan boeren en landeigenaren, maar ook aan rentmeesters. Zo moet er een kosten- en batenanalyse tot stand komen.
Ook onderhoudt hij contact met maatschappelijke partners en omwonenden, en met marktpartijen, die bijvoorbeeld het slib kunnen vervoeren. Zoals Vos samenvat: ‘Opschalen staat of valt met de omgeving. Zonder grond – je letterlijke draagvlak – kun je niet opschalen.’
‘Opschalen valt of staat met de omgeving - zonder grond kun je niet opschalen’ – Albert Vos
Wat zijn je baten?
In de regio zit een spanningsveld tussen industrie en landbouw enerzijds, en natuur en biodiversiteit anderzijds. Dit maakt het ingewikkeld om je baten te meten. Een aantal maatschappelijke doelen kun je kwantificeren, maar hoe kwantificeer je natuurherstel? Je leefwereld wordt mooier, de waterkwaliteit van de Eems-Dollard verbetert, de biodiversiteit neemt toe. En er zijn specialistischere vormen van landbouw mogelijk. ‘Natuurherstel kun je alleen afdwingen met regulering’, stelt Heijman. Het estuarium is een Natura 2000-gebied.
Qua financiële baten zit de potentie in eerste instantie in de klei-rijperijen ten behoeve van dijkversterking, omdat hier wel een afnemer voor te vinden is, aldus Vos. En, zo voegt Van Dijken toe, dit heeft ook een kostenbesparingseffect op de lange termijn: ‘Als we grootschalig gebieden gaan ophogen met slib, dan zou dat kunnen betekenen dat een waterschap in de toekomst minder geld nodig heeft om een gebied droog te malen.’
Geen schotten maar verbinding
De samenwerkingsvorm spiegelt dus de vernieuwde verbinding tussen zee en land. Interbestuurlijk samenwerken op basis van vertrouwen in plaats van regels, dat haalt schotten weg. En waar vroeger de dijk bepalend was, wordt er nu slib gebruikt om het land op te hogen, de kwaliteit van de grond te verbeteren, en te zorgen voor biodiversiteitsherstel. Natuurlijk slib is immers een vruchtbare bodem en stevig genoeg om te dienen als fundering. ‘Dit is waarom ik ED2050 zo aantrekkelijk vind om voor te werken,’ zegt Heijman. ‘Het is vernieuwend op zowel proces als inhoud.’
‘Persoonlijk ben ik erg gemotiveerd om hieraan te werken omdat ik graag werk aan mondiale problemen op lokale schaal’, vertelt projectleider Vos. ‘Dat zie je hier terug in het werk aan de klimaatadaptieve kustzone. Wat we hier doen, is ook elders toepasbaar; we komen in heel Europa dezelfde soort projecten tegen, zoals bijvoorbeeld in Venetië.’
‘We zijn niet alleen voor onszelf bezig, om in ons stukje Groningen droge voeten te houden’ – Frances Heijman
Worden wij nummer één met slib? En is het een realistisch streven om de kennis en ervaring die hier in Noordoost-Groningen wordt opgedaan, te zien als globaal exportproduct? Hoe staan de mensen van VLOED daarin? Gedrieën geven ze aan dat dit hun ambitie is.
Heijman voegt toe: ‘Wij zijn niet alleen voor onszelf bezig, om in ons stukje Groningen droge voeten te houden. Wij zijn een kennisprogramma en willen andere regio’s binnen en buiten Nederland met dezelfde opgave kunnen helpen.’ En daarmee misschien ook een nieuw hoofdstuk plakken aan Nederland waterland. ‘Wij lopen voorop en wij kunnen vooroplopen omdat we gewoon maar zijn begonnen’, geeft Vos nog mee.
Hoe staat het er nu voor?
Het project is volgens Vos enorm kansrijk én bewezen technisch haalbaar. Bovendien is er veel draagvlak onder boeren en landeigenaren, en dat maakt bestuurders enthousiast. ‘We hopen dit jaar – wanneer het project eindigt – te weten of we definitief kunnen gaan opschalen met het ophogen door slib. En hopelijk kunnen we dat dan voor een jaar of tien op grotere schaal gaan doen.’
'In Nederland denken we eerst alles kant-en-klaar uit in onze kantoren; maar wij niet – wij zijn gewoon begonnen en hebben nu een voorsprong’ – Peter van Dijken
Als ze nog één ding kunnen meegeven, wat zou dat dan zijn? ‘Wees niet te bescheiden of bang om de stap naar buiten te zetten. Wij hebben in Nederland de neiging om alles in kantoren uit te denken en met kant-en-klare plannen naar buiten te treden. Dat hebben wij niet gedaan’, zo vat Van Dijken samen. Van het enthousiasme in de buitenwereld krijgen zij energie, input en draagvlak. ‘Ga niet met de oplossing al in handen in gesprek. De oplossing moet uit het gesprek ontstaan, zo creëer je eigenaarschap’, zo verwoordt Heijman het. ‘En begin gewoon!’ zeggen ze alle drie instemmend.