Gemeente Aalten wacht wijziging Opiumwet niet af: nú in actie tegen designerdrug 3-MMC
Het is legaal, goedkoop en je kunt het met een paar klikken bestellen in webshops: 3-MMC. Deze verslavende designerdrug wint aan populariteit in Nederland. De gemeente Aalten slaat alarm en wil de wijziging van de Opiumwet, die ook 3-MMC illegaal zal maken, niet afwachten. Wethouder Hans te Lindert. ‘Ons bekroop het ongemakkelijke gevoel dat als we langer wachten binnenkort het eerste slachtoffer zou vallen, dat iemand eraan overlijdt. We moeten nú in actie komen.’
In 1 minuut:
|
Net zo makkelijk te bestellen als een pizza
Ze keken raar op in de gemeente Berkelland, net als Aalten gelegen in de Achterhoek. Reclamefolders die partydrug 3-MMC aanprijzen vielen in februari dit jaar in de brievenbus. Ook burgemeester Joost van Oostrum was verontwaardigd. Maar ingrijpen kan de gemeente niet: de drug is legaal en dus mogen er folders verspreid worden, zo legde hij uit in De Gelderlander.
De folder tekent het gemak waarmee de drug te verkrijgen is. Je scant een QR-code, komt terecht op een website en doet een bestelling. Vervolgens wordt de drug per post bezorgd. Hans te Lindert, wethouder in de gemeente Aalten met onder andere jeugdzorg in zijn portefeuille, is het gemak waarmee de verslavende drug te verkrijgen een doorn in het oog.
Te Lindert: ‘Om de een of andere reden is er een hiaat in de wet. Je kunt het net zo snel laten komen als een pizza. Dat moet gewoon niet mogen.’
Verbod laat gevaar zien
Ook in Aalten krijgt de gemeente signalen van de politie dat het gebruik van 3-MMC vaker voor problemen zorgt. Te Lindert schrikt van wat hij hoort, als hij jeugd spreekt over 3-MMC.
‘Zij zeggen: het hoort erbij, maak je maar geen zorgen, we weten hoe we ermee om moeten gaan. Ik betwijfel dat laatste heel erg. Een verbod geeft aan hoe gevaarlijk het spul is.’
Alex van Dongen, senior preventiemedewerker bij Novadic-Kentron (organisatie voor verslavingszorg in Noord-Brabant), geeft dit ook aan.
‘Ze zeggen: het is toch legaal? Het gaat vaak niet om rationele argumenten. Kijk naar het gebruik van mondkapjes. Toen dat een advies was van de overheid, droeg bijna niemand een mondkapje. Maar toen werd het verplicht en nu doet bijna iedereen het. Blijkbaar is voor veel mensen de regel belangrijk, en is de achterliggende gedachte alleen niet genoeg.’
‘De regel is blijkbaar voor veel mensen belangrijk en niet de achterliggende gedachte’
Moeilijk aantonen wat je voorkomen hebt
Van Dongen begrijpt dat mensen niet zitten te wachten op betutteling.
‘Maar een grote groep gebruikers heeft behoefte aan duidelijke regels, met name kwetsbaren. Sommigen denken: de risico’s, daar komen we vanzelf wel achter. Het is belangrijk een signaal af te geven dat iets niet mag. Natuurlijk, je kunt er altijd aan komen. Maar we weten vanuit preventie dat als iets duurder wordt of minder beschikbaar is, er minder wordt gebruikt.’
Angst dat de productie en handel zich dan verplaatst naar het illegale circuit – een gevoel dat ook Te Lindert bekruipt – heeft hij minder.
Van Dongen: ‘We weten nu ook niet goed waar het vandaan komt en wat de kwaliteit is. Bij 4-MMC (de voorloper van 3-MMC, inmiddels wel illegaal, red.) zag je dat het verboden werd voor het echt voet aan de grond kreeg hier in Nederland. Ik denk dat we daarmee veel ellende hebben voorkomen.’
Hij schiet in de lach: ‘Maar je kunt nooit aantonen wat je voorkomen hebt hè?’
Korte lijntjes
Zowel Te Lindert als Van Dongen geven aan dat een verbod een eerste stap is, maar niet voldoende om de problematiek effectief aan te pakken. Ook preventie en interventies zijn daarvoor nodig.
In Aalten heeft de gemeente de krachten gebundeld. Er is onder andere een escalatieteam drugs opgezet, waarin de gemeente, politie en coördinator van het Preventie Platform Jeugd (zie hieronder) samenkomen. Ook zijn er een aantal werkgroepen opgezet die snel met elkaar kunnen schakelen.
Als gevolg van die samenwerking zijn er nu kortere lijntjes tussen de conciërges van de scholen in de gemeente en de wijk- en jeugdagenten en jongerenwerkers. Te Lindert noemt dat ‘het sluiten van het netwerk om het kind’.
‘We vragen de scholen wat meer naar buiten gericht te zijn. Als je als docent merkt dat een kind niet oplet, moe is, zich opvallend gedraagt, dan moet je iets doen. Zij trekken nu meer op met de hulpverlening.’
Dit vraagt extra vaardigheden van mentoren en docenten.
‘We passen de THINK op school-methode toe. Externe trainers geven lessen zodat leerlingen weten waar ze terecht kunnen als ze bijvoorbeeld depressieve gevoelens hebben, en mentoren weten hoe ze onderwerpen bespreekbaar kunnen houden.’
Voorzichtig met voorlichting
Ook stuurde de gemeente een brief naar alle jongeren tot 18 jaar en hun ouders, in totaal zo’n 1600 gezinnen.
Te Lindert legt uit: ‘We zien dat ouders het idee hebben: mijn kind doet dat niet. Om hen bewust te maken dat dit wel degelijk speelt, hebben we die brief gestuurd. Niet om ze bang te maken, maar om het gesprek te openen.’
Van Dongen ziet ook een rol weggelegd voor voorlichting, maar is ook kritisch.
‘Ik zou voorlichting niet aanraden in groepen waar niet aantoonbaar wordt gebruikt. Uit onderzoek blijkt ook dat dat een interesseopwekkend effect kan hebben. Er is altijd een groep die geen interesse heeft, en ook na voorlichting niet. Maar er is ook een groep die het spannend vindt. Ik hoorde ook wel eens na het geven van voorlichting: ‘Hé, dat is interessant, dat gaan we proberen’. Voorlichting op scholen zou ik niet zo snel doen. Dan breng je het alleen maar onder de aandacht.’
Ik hoorde wel eens na het geven van voorlichting: ‘Hé, dat is interessant, dat gaan we proberen’
Sleutelrol voor ouders
Wel ziet Van Dongen, net als Te Lindert, een belangrijke rol weggelegd voor ouders.
Van Dongen: ‘Interventies die ook gericht zijn op ouders lijken vaak effectiever dan interventies alleen gericht op jongeren, zo blijkt uit onderzoek. Niet dat ouders zozeer voorlichting moeten krijgen over 3-MMC, maar het helpt als zij zich meer bewust zijn van de invloed die zij hebben op het gedrag van hun kind. Die is vaak groter dan ouders denken. Ook is het goed om ouders handvatten aan te reiken over hoe zij het gesprek aan kunnen gaan met hun kind.’
Van Dongen verwijst naar wat bekend staat als het ‘IJslandse model’. Dat suggereert dat de kans kleiner is dat kinderen naar alcohol of drugs grijpen als ouders weten waar hun kind is, vaker iets leuks met hen ondernemen en betrokken zijn.
Een veelgehoord misverstand volgens Van Dongen is ook dat als je als ouder je kind iets verbiedt, de kans groter is dat het het juist doet, maar dan stiekem. ‘Dat blijkt vaak helemaal niet te kloppen’.
Ook Te Lindert kijkt met ‘meer dan een geïnteresseerde blik’ naar het IJslandse model, waar nu enkele gemeenten in Nederland mee experimenteren (daarover schreef Overheid van Nu eerder dit artikel).
‘Interventies die ook gericht zijn op ouders lijken vaak effectiever dan op alleen jongeren’
Samenwerken met buurgemeenten
Vijf jaar geleden startte Aalten samen met buurgemeenten Berkelland, Oost-Gelre en Winterswijk met het Preventie Platform Jeugd (PPJ). PPJ organiseert, in samenwerking met lokale zorg-, onderwijs- en veiligheidsorganisaties, bijeenkomsten voor ouders en professionals in de Oost-Achterhoek. Dit platform wordt nu ook ingezet voor de aanpak van drugsproblematiek.
Te Lindert: ‘Onze middelbare school heeft bijvoorbeeld een vestiging in Aalten maar ook in Winterswijk. Soms woont het kind in de ene gemeente en gaat het naar school in de andere gemeente. Je hebt elkaar nodig. Het zou gek zijn als we een kind in Aalten wel helpen, maar in Winterswijk niet.’
Die samenwerking verloopt over het algemeen goed: de bereidheid om jongeren te helpen is hoog. Maar, merkt Te Lindert op, de tekorten op de jeugdzorg drukken op de organisaties.
‘Het bezuinigen en versoberen, niet die jongereninloop inrichten, omdat we binnen de begroting moeten blijven. Met als gevolg dat jongeren in hun eigen keet gaan zitten. De keuzes die je moet maken zijn gewoon heel moeilijk. Terwijl preventie er juist voor kan zorgen dat kinderen niet in zware zorgtrajecten komen die nog veel duurder zijn.’
Zijn gemeente redt het nog. ‘Maar het is echt ingewikkeld, je zou niet genoodzaakt moeten zijn om het aanbod te verschralen. Het zou helpen als er, naast een eventueel verbod, ook passend geld komt naar de gemeenten vanuit het rijk.’
Opmars afvlakken
In Aalten is het gesprek over de drug inmiddels op gang aan het komen. En hoewel handhaven op het gebruik ervan nog niet kan, hoopt Te Lindert op deze manier de opmars van de verslavende drug af te vlakken.
Te Lindert: ‘Ik sprak laatst met een ex-verslaafde van 17. Die heeft meer meegemaakt dan wij bij elkaar. Zijn leven heeft aan een zijden draadje gehangen. Ik ben zelf vader, dat doet wel wat met je.’
Wijziging Opiumwet Op dit moment werken het ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een wijziging van de Opiumwet. Dit moet het mogelijk maken om groepen Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS, ook wel designerdrugs genoemd) met een vergelijkbare chemische structuur in één keer te verbieden. Dat betekent dat het minder makkelijk wordt om, als de ene drug illegaal wordt, een soortgelijke drug legaal op de markt te brengen. Omdat het handhaven van een verbod extra inspanning vraagt van onder andere de politie, en dit niet binnen de huidige begroting past van het ministerie van Justitie en Veiligheid, zal het huidige demissionaire kabinet hier geen besluit over nemen, zo valt te lezen in een kamerbrief (maart 2021). Een verbod zal daarmee op zijn vroegst begin 2022 ingaan. |