Nederland heeft één overheid nodig. Discussierapport studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen
Overheden zijn de afgelopen jaren op een nieuw speelveld beland. Taken zijn gedecentraliseerd, er wordt vaker op regionale schaal samengewerkt en overheden staan samen voor grote maatschappelijke opgaven. Daarbij hebben ze de ambitie om opgavegericht en als ‘één overheid’ te werken. Toch lukt dat nog niet altijd goed genoeg. De studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen doet in het rapport ‘Nederland heeft één overheid nodig’, aanbevelingen om dit naar een hoger plan te tillen.
Met dit discussiedocument wil de studiegroep de belangrijkste uitdagingen voor de bestuurlijke en financiële verhoudingen op de agenda zetten. Aan de hand daarvan wil de studiegroep in de komende periode de stap maken van diagnose naar aanbevelingen en beleidsopties. Daarvoor is een brede gedachtewisseling nodig over de patronen die in het rapport benoemd worden.
Vraagstukken
Om te analyseren wat op dit moment wel en niet goed gaat heeft de studiegroep drie casussen bestudeerd:
- De woonproductie: het bouwen van 75.000 nieuwe woningen per jaar
- Ambulantisering van de geestelijke gezondheidszorg
- De energietransitie en warmtetransitie
Knelpunten in interbestuurlijke en financiële verhoudingen
Op basis van deze analyse constateert de studiegroep een aantal overkoepelende bevindingen:
- Er is weinig gezamenlijkheid in de visie van overheden op de aard van opgaven. Dat komt deels door verkokering, en deels door uiteenlopende belangen, rollen en ambities van verschillende overheden.
- Relevante partijen die nodig zijn voor effectieve oplossingen, worden niet altijd voldoende betrokken in de samenwerking.
- Er is vaak niet of beperkt voorzien in gezamenlijke regie op de voortgang van de opgave.
- In alle casussen gebeurt er veel op het schaalniveau van de regio, maar beleid, sturing en instrumentarium zijn nog maar weinig op ‘de regio’ gericht. De gehanteerde regionale indelingen voor verschillende beleidsterreinen vertonen weinig onderlinge samenhang. Dat levert een complexe, versnipperde praktijk op.
- Met name gemeenten ervaren een gebrek aan kennis en capaciteit voor de aanpak van complexe (transitie)opgaven.
- De democratische legitimiteit van het overheidshandelen verzandt in de complexiteit van de uitvoering.
- Als de financiële verhoudingen onvoldoende gelijkwaardigheid in het optreden tussen overheden faciliteren, dan heeft dat direct effect op de manier waarop partijen ‘bestuurlijk’ met elkaar aan tafel zitten.
- Als decentrale beleidsvrijheid wordt ingeperkt en de financiële verhoudingen zich daarop niet aanpassen, dan betekent dit dat de financiële risico’s bij gemeenten komen te liggen, omdat zij steeds beperktere mogelijkheden hebben om te sturen op hun uitgaven. Dat leidt met regelmaat tot lange discussies over artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet.
- Er lijkt sprake van een tegengestelde beweging door de beleidsvrijheid steeds verder in te perken, maar wel te streven naar bekostiging via vrij besteedbare middelen via het gemeente- en provinciefonds.
- Decentrale overheden hebben weinig mogelijkheden om te investeren en een gezamenlijk financieringsinstrument is niet altijd voor handen. En dat terwijl voor veel opgaven, met name in het fysieke domein, grote investeringen noodzakelijk zijn.
- Met name in het sociaal domein, schotten tussen verschillende financieringssystemen als gevolg van verschillen in sectorale wet- en regelgeving. Er is geen formele structuur om de samenhang in te regelen en te bewaken.
Aanbevelingen
De studiegroep wil tot de zomer van 2020 in gesprek gaan over het uitbreiden van het bestuurlijke en financiële ‘repertoire’ van overheden. Dit doen ze, op het online discussieplatform, aan de hand van het WWWW-model voor interbestuurlijk werken.
Daarbij moet er volgens de studiegroep in elk geval aandacht zijn voor vijf perspectieven, die inspelen op knelpunten die we in de praktijk tegen zijn gekomen. We denken dat er voor betere interbestuurlijke samenwerking in elk geval aandacht moet zijn voor de volgende vijf zaken:
1. Gezamenlijk en richtinggevend visie en doelen formuleren
2. Tijdig alle relevante partijen aan tafel
3. Regie organiseren – de handelingsverlegenheid doorbreken en de binding versterken
4. De instrumentenkoffer uitbreiden
5. Innovaties in de financiële verhoudingen