‘Onze liberale democratie danken we aan het christendom’

In 'De uitvinding van het individu: De oorsprong van het westerse liberalisme ' biedt de in juni overleden filosoof Larry Siedentop (1936-2024) een eigenzinnige visie op het liberalisme, de rechtstaat en de ordenende principes van de staat. Zijn stelling: de oorsprong van het liberalisme ligt in het christelijk denken. Exacter geformuleerd: in de katholieke kerk. Het fundament van het moderne Europa wordt daar gelegd. 
Het liberalisme is als ware het buitenechtelijke kind van het christendom. Een kind overigens, dat niet bewust verwerkt is. Dat nooit een ‘project’ van de kerk geweest is. Maar desalniettemin onlosmakelijk en logisch verbonden met eeuwen denkwerk in de christelijke traditie. 

paulus
Beeld: ©Wiki Commons
Fragment van De Apostel Paulus (circa 1611) door Peter Paul Rubens: ‘In de geschriften van Paulus zien we het ontstaan van een nieuw gevoel van rechtvaardigheid, gebaseerd op de veronderstelling van gelijkheid.’

Zouden we die relatie tussen liberalisme en christendom niet begrijpen, dan zouden we het liberalisme reduceren tot een vehikel van de vrijemarkteconomie, aldus Siedentop. Dat zou de ‘aanspraak op rechtvaardigheid’ vernauwen. Om vervolgens te leiden tot een ‘grove vorm van utilitarisme’ en tot individualisme in de privésfeer van familie en vrienden, hetgeen ‘ten koste gaat van burgerzin en politieke participatie’. Alleen al om die reden is het dienstig om de diepere grondslagen van het liberalisme te doorgronden. 

Wat typeert dat liberalisme dan wel, als we de gedachtegang van Siedentop volgen? In zijn ogen is het liberalisme als ware het buitenechtelijke kind van het christendom. Een kind overigens, dat niet bewust verwerkt is. Dat nooit een ‘project’ van de kerk geweest is. Maar desalniettemin onlosmakelijk en logisch verbonden is met twintig eeuwen denkwerk in een christelijke traditie.

De idee dat de Renaissance ons ‘het denken over het individu’ opleverde, moeten we dan ook snel vergeten, stelt Siedentop: ‘De Renaissance als historiografisch begrip is schromelijk overschat.’

‘Als we de relatie tussen liberalisme en christendom niet begrijpen, reduceren we het liberalisme tot een vehikel van de vrijemarkteconomie’

Vrijheid stond gelijk aan besturen

Als we onszelf en onze huidige samenleving beter willen begrijpen, moeten we, aldus Siedentop, ’kiezen voor een heel lang perspectief’. En als Siedentop ‘lang’ zegt, dan bedoelt hij ook ‘lang’. 

Zijn eerste hoofdstuk handelt over het familieleven in de klassieke oudheid, waar de pater familias het voor het zeggen heeft. Waar de familie, de groep, het verband is dat echt telt. In de klassieke oudheid is de maatschappij een verzameling families, met hun eigen cultus. En is het individu niet of nauwelijks in beeld. En ook het idee van vrijheid is de facto anders geformuleerd: ‘Vrijheid hield in dat men deelnam aan het bestuur van de stad. Aan de openbare macht.’

Waarbij moet worden aangetekend dat de bronnen van Siedentop zo nu en dan een tikje obscuur aandoen. Zo stoelt een deel van zijn verhaal op het werk van historicus Fustel de Coulanges (La Cité antique, 1864). In die tijd een eminent historicus, maar ook toen al (qua interpretatie) niet geheel onomstreden. 

’De uitvinding van het individu is het logische gevolg van het morele denken van de eerste kerkleiders in het Romeinse Rijk’

Apostel Paulus als grondlegger 

Veel van het denken van Siedentop over individualisme voert terug naar de apostel Paulus. Die zonder meer een sleutelfiguur in de vroege kerk is. En nog steeds, anno vandaag, diepgaande invloed op het christendom heeft. Zijn denken heeft de idee van de christelijke gemeenschap gevormd. Als een verzameling van gelijkgestemde zielen, verenigd in het geloof in Christus. 

Paulus de evangelist verkondigde onvermoeibaar het evangelie van Klein-Azië tot Macedonië tot Rome. En postuleerde, door zijn ervaringen met al die verschillende groepen mensen en culturen, dat alle mensen - gelovigen en ongelovigen - gelijk zijn. Hij maakte bovendien serieus werk van innerlijke, individuele reflectie. 

In zijn Galatenbrief stelt Paulus dat de christelijke gelovigen vrij zijn. Vrij zijn in hun geloof in God: ‘Paulus’ opvatting van de Christus maakt korte metten met de veronderstelling waarop het antieke denken tot dan toe had gesteund, namelijk de veronderstelling van natuurlijke ongelijkheid. In plaats daarvan zet Paulus in op menselijke gelijkheid.’ 

Dan is het, aldus Siedentop, nog maar een kleine stap van gelijk(waardig)heid voor God naar het concept van individuele rechten en vrijheden. Aangezien de kern van het christelijk geloof de onsterfelijkheid van de ziel van elk individu behelst én ons mensen persoonlijk verantwoordelijk maakt voor het maken van (juiste) morele keuzes, is daarmee de basis gelegd voor het centraal stellen van het individu (in plaats van groep of familie). 

Sterker nog: ‘In de geschriften van Paulus zien we dus het ontstaan van een nieuw gevoel van rechtvaardigheid, gebaseerd op de veronderstelling van gelijkheid.’ Dit denken over ethiek en moraliteit en – vooral – morele gelijkheid, waarbij elk individu intrinsieke waarde heeft, is gegrond in diezelfde christelijke ethiek. 

‘Regeren is niet langer heersen over families, clans of kasten, maar steeds meer heersen over individuele mensen’

Van het Romeinse rijk tot de kruistochten

Aan het einde van de derde eeuw, als het Romeinse rijk stukje bij beetje implodeert, is het christendom de dominante religie. En begint dit geloof ook een institutie te worden. Logisch: daar waar het tijdperk van de profeten en apostelen voorbij is, is er langzamerhand een verzameling bisschoppen en presbyters als ‘leiders van een geloofsgemeenschap’ opgestaan. Er ontstaat ook langzamerhand het monastieke stelsel van kloosters en monniken. En er begint naast de wereldlijke macht ook een geestelijke macht te ontstaan. 

Dat mondt uit in een wederzijdse verbondenheid: Karel de Grote laat zich in 800 in Aken tot keizer kronen. In de stellige overtuiging dat het Frankische Rijk de komende eeuwen, samen met de kerk, een gecentraliseerd systeem van gezag en recht zal vormen. 

Als dan in de loop van de 10de eeuw geleidelijk aan het wereldlijk gezag verpulvert (de donkere, vroege middeleeuwen), blijft de geestelijke macht en centraliteit intact. Waar langzaamaan ‘regeren niet langer primair wordt opgevat als een heersen over families, clans of kasten, [maar] steeds meer als een heersen over individuele mensen.’ 

Ook de kruistochten plaatst Siedentop in een emancipatoir kader: ‘een waarlijk universele gebeurtenis, waarbij alle lagen van de bevolking betrokken waren. Ze onthulden een volk met een gedeelde identiteit.’

‘De kerk is een zelfbesturende corporatie, een quasistaat naast de wereldlijke macht’

Van christelijke leer tot regulier recht

Siedentop voert ons zo geleidelijk van de vroege middeleeuwen naar de late middeleeuwen. Waar de basisprincipes van het latere liberalisme – zoals individuele vrijheid en gelijkheid voor de wet – al zijn geformuleerd door middeleeuwse theologen en (vooral door) juristen. Waarbij ze putten uit de christelijke leer en de werkende principes toepassen op het menselijk bestaan. 

Zie bijvoorbeeld het Concordaat van Worms (1122) waar een scherpe scheiding tussen het geestelijk ambt en wereldlijke bezittingen wordt aangebracht. De bisschop als leenheer die landerijen van de koning bezat, had een andere rol dan de bisschop als deel van de sacramentele orde, de kerk. Zo ontstaat het kerkelijk recht naast het regulier recht. 

In het middeleeuwse canonieke recht ontwikkelden juristen nieuwe concepten zoals eigendomsrechten, contracten en aansprakelijkheid. Deze juridische principes legden de basis voor moderne rechtsstelsels die individuele rechten beschermen.

Ook als het om ons rechtssysteem en om individuele rechten gaat, ziet Siedentop een directe lijn van ons huidige liberale rechtssysteem, met zijn nadruk op gelijke behandeling voor de wet, naar middeleeuwse juridische traditie. En, zo stelt Siedentop vast: ‘juridische hervorming en groei van de bureaucratie gingen hand in hand.’ En veranderde de kerk ‘in een zelfbesturende corporatie, een quasistaat’ naast de wereldlijke macht.  

‘Het individuele handelingsvermogen wordt de kern van het recht’

Centralisatie en rechtvaardigheidsgevoel

Recht en rechtvaardigheid worden synoniem. Sterker nog: gelijkheid wordt een dominant thema. ‘Door een eigenschap te introduceren die door allen gelijkelijk werd gedeeld, zetten de pauselijke soevereiniteit en het canoniek recht de deur open voor een algemene veronderstelling ten gunste van gelijkheid. Ze verzwakten - en elimineerden uiteindelijk - de antieke veronderstelling dat ongelijkheden in status en behandeling geen rechtvaardiging behoeven omdat ze natuurlijk en onvermijdelijk zijn.’ En daarmee wordt het individuele handelingsvermogen de kern van het recht. 

Door de canonieke en de seculiere wereld te scheiden, won de kerk in eerste instantie enorm aan (moreel) gezag. Maar ook het wereldlijk gezag wint in de 12de en 13de eeuw langzaamaan weer aan kracht. Er ontstaan (weer) centrale instanties: ‘een kanselarij die koninklijke decreten opstelde en uitvaardigde, een instantie voor financieel beheer, die een efficiënt belastingstelsel organiseerde, en een hooggerechtshof dat directe rechtsbevoegdheid opeiste.’

Ook de inwoners in steden organiseren zich: in zichzelf besturende beroepsverenigingen, in gilden of hanzen. Er worden charters in en tussen steden gesloten: 'vredesverdragen die [...] van de steden zelfbesturende corporaties met een eigen rechtsgebied’ maakten.

‘De egalitaire morele intuïties vanuit de kerk, begonnen zich nu tegen de kerk te keren’

Geboorte van de seculiere sfeer

Dat idee van een seculiere sfeer, een sfeer die losstaat van religieuze controle, ontstond geleidelijk. En dat gebeurde in weerwil van de eigenlijke bedoeling: namelijk dat de kerk als autoriteit boven de autoriteit van koning, keizer en admiraal stond.

Door het succesvol implementeren van die vorm van moreel gezag opende de kerk tegelijkertijd de deuren voor het bevorderen van de opkomst van individuele vrijheden en – uiteindelijk – politieke participatie. Want: ‘de egalitaire morele intuïties die door de kerk waren ontstaan, begonnen zich nu tegen de kerk te keren.’

‘Siedentop laat zien hoe onze bureaucratie, onze rechtsstaat en onze opvattingen over samenleven zijn ontstaan’

Wat kun je hier als ambtenaar mee?

Wat kunnen we anno vandaag met deze inzichten van Siedentop? Allereerst is het beter begrijpen van de ‘bronnen’ waaruit onze bureaucratie, onze rechtsstaat en onze opvattingen over samenleven zijn ontstaan, waardevol. Ook laat Siedentop zien dat het de moeite waard is om juist een brede definitie van het liberalisme te hanteren, die de nadruk legt op het individu, op gelijkheid en op morele verantwoordelijkheid. Een manier van kijken, werken en handelen die zoveel meer omvat dan het sec ‘organiseren van de vrijemarkteconomie’. 

Maar als er iets daadwerkelijk van waarde is, dan is het wel de nadruk die Siedentop legt op de op de rechtsstatelijkheid en het voortdurend moreel wegen van beleid en bijbehorende beslissingen gedurende de afgelopen twintig eeuwen. Dat is de kern van de ambtenarij. Van het denken over onze westerse samenleving. Én over elkaar.