Wijze raad I: ‘Een leider moet eerst ruimte maken voor wat er nu al is, zonder hem’
Shervin Nekuee, dichter, socioloog, senior adviseur D&I bij het ministerie van SZW, had een vraag: ‘Stel dat Nederland een mens is, naarstig op zoek… Of dat Nederland een organisatie is die stil is komen te staan. Of, erger nog, achteruitgaat… Of dat Nederland een leider is, die weet dat het anders moet, maar niet weet hoe te beginnen… Wat zou jouw eerste advies zijn?’ Drie wijzen reageerden direct. Vandaag de column van Paul Bos, adviseur, coach, boerenzoon.
‘Voor mijn advies neem ik je mee naar de eerste paar dagen van mijn terugkomst op de ouderlijke boerderij. Ik groeide daar op, in de jaren zestig en zeventig, tussen twee eigenzinnige ouders, vijf speelse broers en zussen, dertig roodbonte gehoornde koeien en een paar hectare voerbieten en haver.
Zonder kunstmest, zonder bestrijdingsmiddelen, oftewel, meewerken met wat er is, met de kracht van de natuur. Een ouderwets bedrijf dus. Vroegtijdig afgehaakt in de intensieve landbouw. Zeven dagen per week voor de dieren en het land zorgen, maar er was ook altijd ruimte voor familiebezoek, naar het strand of andere uitjes. En alle vragen rond grote uitdagingen werden samengevat met de woorden: we zien wel’.
Ik besloot om op m’n twintigste te vluchten voor dit achterhaalde concept van vooruitgang, ging mijn eigen weg, belandde via de journalistiek in het bedrijfsleven, en maakte als ondernemer en later als organisatieadviseur al snel kennis met de kansen van groei en ontwikkeling in organisaties, inclusief de vele pogingen van directies en managers om vanuit de hiërarchie een statische en lineaire verandering aan te jagen. Ik begon de eenvoud van de ouderlijke boerderij te missen… Ik wilde vooruit naar vroeger.’
‘Ach, kijk vanmorgen maar eens wat de kudde allemaal zonder jou doet’
‘Daar stond ik dan, na twintig jaar weer terug op de ouderlijke boerderij, met mijn vader, kijkend naar zijn land en zijn schaapskudde. Bij gebrek aan opvolging had hij recentelijk de koeien al verkocht. Wat gaan we vandaag doen, vroeg ik hem op deze eerste dag ietwat ongeduldig. Ach, loop vanmorgen eerst maar eens wat rond, en kijk goed om je heen. En vraag vanmiddag aan de gewassen wat zij van jou nodig hebben. Ik werd er ongemakkelijk van.
De tweede dag hetzelfde ritueel. Wat moet er vandaag met de kudde gebeuren, vroeg ik? Ach, kijk vanmorgen maar eens wat de kudde allemaal zonder jou doet, en dan gaan we ze vanmiddag naar een nieuw stuk land verplaatsen. Vooral dat laatste trok mij. Iets doen. Iets in beweging brengen. Organiseren van verandering. Naar onbekend terrein, ja, nog beter.
Die middag maakte ik kennis met de natuurlijke wijsheid van een boer die al jaren meewerkt met het levende systeem van de natuur, en niets forceert. Omdat ie weet dat je in dat meebewegen het verste komt, en de meeste impact krijgt. Omdat je met deze ‘way of living’ alles heel houdt, het land, de dieren, de boerderij, en jezelf… Ik voelde mezelf thuiskomen…’
‘Om de kudde te kunnen leiden, moest ik eerst ontdekken dat je een kudde eerst moet volgen’
‘Om de kudde die middag voor het eerst te kunnen leiden, moest ik eerst ontdekken dat je een kudde eerst moet volgen. Pfff, wat een verloren tijd, dacht ik. Waarom niet direct aan de slag? Nee, het advies was liefdevol en onverbiddelijk. Eerst volgen. Dan komt dat leiden vanzelf wel. Wie zijn zij, hoe beweegt een kudde vanuit zichzelf, wat doen ze de hele dag, is er sprake van een leider en zo ja, wie is dat dan, welke patronen hebben zij, zonder dat je je er mee bemoeit. Wanneer gaan ze bij elkaar staan, wanneer bewegen zij apart, welke zintuigen zijn bij een vluchtdier over-ontwikkeld, en welke onderontwikkeld, enzovoorts. En dit allemaal zonder jouw interventies.
Ik vergat de tijd en begon te leren. Begon te leren dat kijken en observeren ook hard werken is. Later op de middag kwamen de schapen nieuwsgierig naar mij toe, terwijl schapen normaliter van je wegrennen. In dat proces kreeg ik het eerste gevoel van de leiding nemen, nog heel bescheiden. Ik liet hen bewegen in een richting die ik voor ogen had, terwijl zij onderweg gewoon konden eten, herkauwen, poepen, plassen, hun lammeren laten drinken, oftewel, zichzelf konden zijn.’
‘Zeven dagen achter elkaar ging ik met de kudde naar het open hek en op de achtste dag ging een schaap als eerste door het hek heen’
‘Toen we bij het nieuwe weiland arriveerden, stopte de kudde. Zij durfden niet verder. ‘Terwijl het hek gewoon openstaat en daar heerlijk vers gras groeit’, probeerde ik nog. Mijn vader zei: het is genoeg voor vandaag, morgen weer aanbieden, er is al genoeg gebeurd. Zeven dagen achter elkaar ging ik met de kudde naar het open hek en op de achtste dag ging een schaap als eerste door het hek heen. Dat is de leider, als die gaat, volgt de rest vanzelf, dan hoef jij niets meer te doen.
Ik leerde daar dat ik eerst ruimte mag maken voor wat er nu al is, zonder mij. Mag dat een eerste advies zijn aan een land, een organisatie, een leider, of een volger? In alle bescheidenheid, ruimte maken…’