De drie momenten van Bernard ter Haar: ‘Ik ontdekte dat je de problemen gewoon open en bloot op de vergadertafel moet leggen’
‘Speel geen spelletjes achter de rug van mensen om; blijf altijd redeneren vanuit de inhoud.’ In deze rubriek vertellen ambtenaren en bestuurders over de drie belangrijkste momenten en inzichten in hun werkende leven. Deze keer voormalig topambtenaar Bernard ter Haar. Welke drie momenten hebben hem het sterkst gevormd?
‘Ik had al langer in mijn hoofd dat ik iets maatschappelijks wilde doen’
Moment 1: Liever een maatschappelijke dan wetenschappelijke carrière (1988)
Ter Haar: ‘In 1986 promoveerde ik cum laude in de kernfysica op een theoretisch onderzoek naar eigenschappen van kernmaterie bij hoge dichtheden en temperaturen. Daarna ben ik alsnog de ambtenarij in gegaan, omdat ik al langer in mijn hoofd had dat ik iets maatschappelijks wilde doen. Daarom was ik in het tweede jaar van mijn studie natuurkunde al een studie economie gestart, die ik na mijn promotie heb afgemaakt.
Mijn natuurkundige collega’s vonden het heel raar dat ik toch meer de kant van de economie op ging, zo van: waarom vergooi je nu toch je natuurkundige carrière? Maar met natuurkunde kon ik niet echt maatschappelijk bezig zijn, was mijn idee. Daarover kun je in Nederland maar met een handjevol mensen praten, dat is te beperkt. En als je in de natuurkunde tot de topwetenschappers wil horen, moet je de competitie aangaan met de ontzettend hardwerkende Amerikanen en Japanners. Zo’n leven zag ik niet voor mij.
Toen ik klaar was met economie, wist ik niet direct dat ik iets bij het Rijk wilde doen. In mijn hoofd kon het nog altijd twee kanten op: de beleidskant of de wetenschappelijke kant van de economie. Maar toen ik bij verschillende economiefaculteiten solliciteerde, kreeg ik toch snel het idee: als het puur om wetenschap gaat, vind ik natuurkunde toch leuker. Toen wist ik dat ik de beleidskant op moest en in 1988 ben ik terechtgekomen bij het ministerie van Financiën.’
‘Het proces was zwaar en ingewikkeld, maar ook leerzaam: hoe moet je zulke vergaderingen leiden en hoe onderhandel je?’
Moment 2: Het Verdrag van Maastricht – de kunst van het onderhandelen (1992)
Ter Haar: ‘In de tweede helft van 1991 had Nederland het voorzitterschap van de twee intergouvernementele conferenties om de Economische en Monetaire Unie en de oprichting van de Europese Unie mogelijk te maken. De gedachte tijdens het Nederlandse voorzitterschap was: nu moet het gebeuren. Uiteindelijk is dat ook gelukt met het Verdrag van Maastricht dat in 1992 is getekend.
De EMU-conferentie was ingericht op drie niveaus: het ministersniveau, het deputy-niveau en daaronder de werkgroep die de teksten schreef die vervolgens naar hoger niveau werden doorgestuurd. Ik zat deze werkgroep voor, had daardoor behoorlijk de regie in handen en daarom zie ik het ook een beetje als mijn project. Ik coördineerde het aanleveren van alle handelingsstukken, bepaalde de agenda’s en had een grote rol in de onderhandelingen. In een half jaar moesten we zorgen dat er een verdrag lag waar iedereen zijn handtekening onder kon zetten: boks het maar voor elkaar.
Het proces was zwaar en ingewikkeld, maar ook leerzaam: hoe moet je zulke vergaderingen leiden en hoe onderhandel je? Zeker in zo’n Europees overleg was het een eyeopener dat alle landen mogen zeggen wat ze van een bepaalde tekst vinden. Als voorzitter had ik de neiging om daar telkens op te reageren. Op een gegeven moment nam een Portugese collega me even apart en zei: ik weet ook wel dat je gelijk hebt, maar ik krijg mijn teksten mee van huis en die moet ik gewoon oplepelen, daar moet je tijdens de vergadering geen afbreuk aan doen. Vanaf dat moment kon ik veel beter onderscheid maken tussen de momenten waarop ik beter wel of niet kan reageren.
Ook ontwikkelde ik in deze onderhandelingen een gevoel voor wat wel en niet haalbaar is en leerde ik hoe belangrijk het is om altijd vanuit de inhoud te blijven redeneren. Speel geen spelletjes achter de rug van mensen om, maar leg de problemen aan de vergadertafel gewoon open en bloot neer. Zo van: als we dit nu niet voor elkaar krijgen, hebben we straks een groot probleem. Dus accepteer allemaal dat we dit toch maar gewoon moeten gaan doen.’
‘Mijn ervaring was: als bedrijven hun rommel bij de overheid kunnen parkeren, zullen ze dat niet nalaten’
Moment 3: De kredietcrisis en de redding van Fortis en ABN Amro (2008)
Ter Haar: ‘Ook van de redding van Fortis en ABN Amro door de Nederlandse staat was ik de regisseur. Alle contacten en onderhandelingen liepen via mij, tot op het moment dat het bij de minister kwam. Het ging niet goed met Fortis, een voormalige Nederlands-Belgische bank, en het bedrijf moest verkocht worden om het te redden. Maar er waren geen geïnteresseerde marktpartijen.
Toen was duidelijk dat de Nederlandse en Belgische overheden de bank moest redden en zaten minister van Financiën Wouter Bos en ik op een gegeven moment bij de Belgische premier Yves Leterme om dat te regelen. Bos gaf aan dat hij bereid was mee te doen met de redding van Fortis, maar de vraag was: onder welke condities? Toen keek de hele Nederlandse delegatie naar mij: Oké Bernard, dat is voor jou.
Deze kwestie was bijzonder moeilijk omdat de maatschappelijke belangen zo groot waren en het om heel veel geld ging. De onzekerheid was ook groot. Dat begon al met de miljardenportefeuille van Fortis, waarvan niemand precies wist wat erin zat. We hadden ook geen voorbeelden om naar te kijken, want de Amerikanen hadden bijvoorbeeld Lehman Brothers gewoon failliet laten gaan.
Daardoor hing er ook een bepaalde onzekerheid boven de markt: kunnen overheden wel banken redden? En als overheden het niet kunnen, wie dan wel?
Ik was al jarenlang directeur Financiële Markten bij het ministerie, dus mijn netwerk was wel op orde. Dat maakte het makkelijker om even een gesprekje te voeren met CEO’s van banken en verzekeraars over hoe het er nu echt voor stond. Verder was het ook veel pionieren, want ook voor mij was het nieuw. Daardoor was het belangrijk dat je heel snel begreep wat er aan de hand was. Zo was het al gauw mijn ervaring dat als bedrijven hun rommel bij de overheid kunnen parkeren, ze dat niet zullen nalaten. Ik zag mijzelf dus ook als vertegenwoordiger van de belangen van de belastingbetaler, om te zorgen dat alles netjes gebeurde.’
Bernard ter Haar studeerde natuurkunde en economie, promoveerde in de kernfysica en begon in 1988 als beleidsmedewerker bij het ministerie van Financiën. Daar klom hij snel op, uiteindelijk tot directeur Financiële Markten en plaatsvervangend thesaurier-generaal. Later was hij onder meer directeur-generaal Milieu en Internationaal bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en lid van ABDTOPconsult bij de Algemene Bestuursdienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Inmiddels is hij formeel met pensioen, al is hij onder meer bestuurder bij de Stichting Pensioenregister en NL Financial Investments. |