Dit zijn de 10 valkuilen voor je lokale participatietraject
Echt goede participatie drijft op ‘interafhankelijkheid’, zoals etnografisch onderzoeker Nanke Verloo dat noemt. Een situatie ‘waarin de eigen persoonlijkheid en het moreel kompas van elke deelnemer – inwoners, ambtenaar, bestuurder - sterker verbonden raken met het werken voor de publieke zaak.’
Maar voordat je daar bent, heb je zeker tien valkuilen te omzeilen. Denk bijvoorbeeld niet dat je er wel bent met een onderonsje tussen ambtenaren en inwoners. Zonder commitment vanuit de politiek-bestuurlijke hoek is elk participatietraject gedoemd te mislukken, aldus Verloo in het handzame boekje ‘Struikelen over participatie’.
‘Alle kennis wordt evenredig gewaardeerd. [...] Weerstand vormt juist een te omarmen bron van kennis, informatie en creativiteit.’ En voordat u, als lezer, denkt: ‘da’s naïef!’, helpt Nanke Verloo u snel uit de droom: ‘Dat is dan ook mijn droombeeld.’
Immers, zo stelt ze vast in ‘Struikelen over participatie. Tien ‘kritieke momenten’ voor betere burgerparticipatie in lokale besluitvorming’: in de afgelopen tien jaar is menig participatietraject – en veel meer dan haar lief is - geëindigd in een conflict tussen inwoners en gemeente. Waar gaat het dan mis?
‘Al te vaak wordt het verleden genegeerd, of is er onvoldoende zicht op de emoties die er al zijn’
Bezint voordat ge begint
Eigenlijk ligt het eerste kritieke moment vér voor de start van ieder participatieproces, zo stelt Verloo. En wel in het proces van besluitvorming, waarbij bedacht wordt dat participatie als middel gaat worden ingezet. Al te vaak wordt dit middel namelijk ingezet om 1. De foute redenen. Als er weerstand is van bewoners, bijvoorbeeld. Of als het participatie-instrument ingezet wordt om een ‘democratisch vinkje’ te halen. Als er geen echte ruimte voor een participatietraject is, doe het dan ook vooral niet, zo betoogt Verloo.
Iets dat nog verergerd kan worden als 2. De politieke durf van bestuurders ontbreekt. Als om die redenen een participatietraject opgestart wordt, zet dan bijvoorbeeld een enquête in. Dat kan prima. Schijnparticipatie keert zich alleen maar tegen je.
Ook het verleden speelt een belangrijke rol in de relatie tussen inwoners en overheid. ‘Iets begint altijd ergens.’ Al te vaak wordt het verleden genegeerd. Of is er onvoldoende zicht op emoties, die er al zijn. Terwijl ook taal ertoe doet. De uitspraak: ‘Er staat nog niets vast’ betekent in de ogen van ambtenaren vaak iets anders dan in de ogen van inwoners.
Het derde kritieke moment gaat over de realiteit van de politieke agenda. De kern van politiek bedrijven is nu juist het articuleren van verschillen. Achter een participatieproces ligt dus (vaak) een politieke agenda (met dito verschillen). Terwijl het aan de ambtenaren is om een participatieproces vorm te geven en uit te voeren. Dus 3. Aandacht van de politiek-bestuurder is onontbeerlijk voor het slagen van een participatief proces.
‘De uitspraak: ‘er staat nog niets vast’ betekent in de ogen van ambtenaren vaak iets anders dan in de ogen van inwoners’
Kaders en zicht op vervolg
Goed, de politieke agenda mag dan helder zijn, 4. Het kan alsnog misgaan als de kaders voor het participatieproces niet duidelijk en helder zijn. Als een participatieproces ‘eigenlijk een variatie op een slechtnieuwsgesprek is [...]’ doe het dan niet. Duidelijke kaders voor een proces stel je dus samen met inwoners op, zo betoogt Verloo.
En dan 5. Maak duidelijk hoe het uiteindelijke resultaat van het proces wordt meegenomen in de uiteindelijke besluitvorming - ook dat voorkomt teleurstellingen. Het niet-inbouwen van een feedback-loop met de opdrachtgever is een volgend kritiek moment, waarop een participatief instrument nog voordat het ingezet wordt, kan stuklopen.
‘Er waren ateliers, met verschillende scenario’s voor het ontwerp van een nieuw buurthuis, maar de bewoners wilden het hebben over de programmering van het jeugdwerk’
Tijdens de participatie
Een participatieproces kan dus al prima mislukken nog voordat het van start gegaan is. Maar ook als deze hobbels succesvol genomen zijn, ligt er het nodige op de loer.
Verloo’s eerste constatering betreft de vorm van participatieprocessen. Ofwel 6. Te veel nadruk op creatieve werkvormen. Creativiteit, die dan de inhoud verdringt. Omdat er al te vaak vanuit gegaan wordt, dat inwoners ‘niet van de (specialistische) inhoud zijn’, wordt er onder het mom van ‘drempels verlagen’ niet goed naar de inhoud gekeken: ‘Er waren ateliers, waar verschillende scenario’s voor het ontwerp van een nieuw buurthuis op een canvas werden geschetst, terwijl bewoners het wilden hebben over de programmering van het jeugdwerk.’
Participatie is doorgaans een proces dat bestaat uit meerdere stappen. Dat heeft consequenties 7. Terugkoppeling en voorbereiding op volgende stappen in het proces ontbreken vaak, zo heeft Verloo in de praktijk gezien. Dat zorgt er dan weer voor dat inwoners zich niet goed kunnen voorbereiden op de volgende sessies in een proces.
‘Ambtenaren wisselen vaker van baan en positie dan inwoners van huis’
Als het achter de rug is
Als het participatietraject is afgerond, kan er ook nog veel misgaan. Als de resultaten in plan- of beleidsvorming moeten landen, bijvoorbeeld. Ook al gezien het feit dat ‘ambtenaren vaker van baan en positie wisselen’ dan inwoners. 8. Stel een mediator, contactpersoon of vertegenwoordiger aan voor ná het participatieproces, die de opvolging in de gaten houdt. Dat zou veel winst kunnen opleveren, zo veronderstelt Verloo.
9. De besluitvorming in bestuursorganen en gemeenteraden leidt nog wel eens tot frustratie achteraf, zeker als een gemeenteraad of college de gedane aanbevelingen naast zich neerlegt. De griffie kan in zo’n geval een rol ten gunste van het participatietraject spelen, bijvoorbeeld door de gemeenteraad te ‘herinneren’ aan het belang van het traject.
Tot slot heeft Verloo gezien: 10. Als de uitkomst van een proces bestuurders en raden niet welgevallig is, kunnen ze de uitkomst niet ‘representatief’ verklaren. Om die reden kan de uitkomst dan ‘geparkeerd’ worden. Zo wordt ‘die groep inwoners monddood gemaakt in de besluitvorming over de plannen waaraan zij zich maanden en soms zelfs jaren aan hebben gecommitteerd.’
‘Het gaat erom dat ieders eigen persoonlijkheid en moreel kompas sterker verbonden raken met het werken voor de publieke zaak’
Hoe dan wel
In een goed participatieproces is iedereen evenveel van elkaar afhankelijk om tot betere plannen en besluitvorming te komen. ‘Interafhankelijkheid’, noemt Verloo dat. Dat betekent overigens niet dat er geen machtsverschillen zijn. Of dat er geen spanningen zijn. Of ontstaan.
‘Het gaat erom dat je rolvast bent, dat je politiek durft te bedrijven met idealen en voorkeuren, en dat ieders eigen persoonlijkheid en moreel kompas sterker verbonden raken met het werken voor de publieke zaak.’
Die vorm van vakmanschap is onontbeerlijk om het lokale bestuur verder te verbeteren.