De Dag van de Stad is in Arnhem, maar hoe acteert de gaststad in de regio?
Op de Dag (en vergeet de Nacht niet) van de Stad 2023 op 9 oktober word je als deelnemer uitgenodigd de wijken van gaststad Arnhem te verkennen. Daar zie en ervaar je hoe de stad Arnhem de grootstedelijke uitdagingen aanpakt. Om context te geven aan het verhaal van Arnhem vroeg Overheid van Nu zich af: hoe acteert Arnhem als twaalfde stad van Nederland in regionaal verband? We spraken met Matthijs Lenis, opgavemanager bij de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen, en Gielijn Blom, strateeg Ruimte en Verstedelijking bij de Gemeente Arnhem.
De Groene Metropoolregio
Op 1 januari 2021, te midden van alle corona-hectiek, wordt de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen (GMR) opgericht. En hoewel de naam doet vermoeden dat deze koepelorganisatie huist in Arnhem of Nijmegen, krijgt de GMR zijn standplaats in Elst. Vanwaar de keuze voor dit eeuwenoude dorp dat precies tussen beide steden in ligt? Daarover straks meer.
Sinds de oprichting wordt er in de regio druk samengewerkt door achttien gemeenten, onder meer op het gebied van wonen en verduurzamen (Woondeal), en brede welvaart (Regiodeal 2023). Hoe vergaat dit hen? Matthijs Lenis, opgavemanager Groene Groei bij de GMR, en Gielijn Blom, strateeg Ruimte en Verstedelijking bij de Gemeente Arnhem, vertellen over de Woondeal als katalysator voor de samenwerking tussen regio en rijk, en de succesfactoren in deze vruchtbare samenwerking. Tweeëneenhalf jaar later zijn er al flinke stappen gezet in het terugdringen van het lokale woningtekort, aldus Lenis en Blom.
Dag van de Stad 2023De Dag van de Stad is een initiatief van, en wordt georganiseerd in opdracht van het programma Agenda Stad van de directie Bestuur, Financiën en Regio’s van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit gebeurt in samenwerking met de G4, G40, VNG, Platform 31, de ministeries van JenV, SZW, OCW en IenW, de provincie Gelderland, het Netwerk Kennissteden, Platform31 en gaststad Arnhem. Op het programma staan lezingen en ontwerpateliers, maar ook bezoeken aan verschillende Arnhemse wijken. Zo ervaren deelnemers van dichtbij welke thema’s er spelen in de stad, van klimaatproblematiek tot ongelijkheid, en van bereikbaarheid tot betaalbaar wonen. Het doel: gezamenlijk nadenken over deze kwesties en gezamenlijk tot oplossingen komen. |
Uit welke behoefte is de Groene Metropool Regio geboren?
Matthijs Lenis: ‘Daarvoor moeten we even terug in de tijd. We hadden hier ooit het Knooppunt Arnhem-Nijmegen, de KAN. Dat is later nog de Stadsregio geworden, en dat was best wel een begrip in het hele land. Maar uiteindelijk is deze samenwerking stilgelegd. En toen zaten we een tijdje zonder regionale samenwerking.’
Maar na een aantal jaar zonder regio-samenwerking ging het toch weer kriebelen?
Gielijn Blom: ‘Het rijk had jarenlang Randstad-politiek bedreven met als focus de G5. De regio Arnhem-Nijmegen viel daarbuiten. Dus de vraag aan onze kant was: hoe komen we weer in beeld bij het rijk? De push-factor vanuit de regio was dus eigenlijk: er is geen regionaal verband meer waarin we slim samenwerken, we moeten onze krachten bundelen. Anderzijds stonden we nog te weinig op de agenda van het rijk.’
Lenis: ‘Een jaar of vier geleden ontstond wel het gevoel dat we die toenadering moesten gaan zoeken. Toen hebben we een jaar of twee onderzocht hoe we die samenwerking nu beter kunnen inrichten. En toen zijn we uiteindelijk midden in de corona-tijd, 2021, gestart als de GMR.’
‘We wilden onze krachten bundelen want we stonden nog te weinig op de agenda van het rijk’
Waar werd de samenwerking aan opgehangen?
Blom: ‘In de aanloop naar het ontstaan van de GMR hebben we een NOVI-propositie geschreven met alle gemeenten voor het voeren van gezamenlijk ruimtelijk beleid. Dit plantte een zaadje. We zagen namelijk dat die omgevingsvisie door alle betrokken gemeentebesturen ondersteund werd, en dat zag het Rijk ook. De stap daarna was dat we met het Ministerie van BZK de Woondeal hebben gesloten. We hebben toen onder meer afspraken gemaakt over woningaantallen: 60.000 voor de hele regio en 16.000 voor Arnhem richting 2040.’
Dus 'volkshuisvesting' bracht eigenlijk de urgentie die nodig was om een nieuwe regionale samenwerking uit de grond te stampen?
Blom: ‘In wezen wel. Omdat we hierdoor concrete ambities en doelstellingen formuleerden en hiervoor geld kregen vanuit het Rijk, ontstond ook wel meer concrete noodzaak om de regionale samenwerking te versterken. Door de inrichting van de GMR, zoals we die nu kennen, ontstond een plek waar de uitvoering van die Woondeal kon landen.
Dit vind ik echt een geweldig voorbeeld van interbestuurlijke samenwerking. Je kunt dit namelijk zien op drie niveaus. Het is een samenspel tussen gemeentelijk beleid en planontwikkeling, regionale samenwerking in de Woondeal met andere gemeenten, en samenwerking met de rijksoverheid.’
Wat zijn dan de succesfactoren in de huidige samenwerking?
Lenis: ‘Ons uitgangspunt was direct dat alle gemeenten er daadwerkelijk baat bij moesten hebben. Verder hebben we bestuurlijke platforms opgezet waarin we wethouders van alle gemeenten bijeenzetten. We proberen echt om ambtenaren uit alle gemeenten bij de GMR-teams aan boord te krijgen, en we werken met een flexpool met experts, waaruit met name kleinere gemeenten kennis kunnen putten.’
‘Wanneer ben je als regionale samenwerking succesvol? Gaat het om ‘return of investment’, of kun je succes ook afmeten aan de kwaliteit van de output?’
Kleinere gemeenten hebben hier aantoonbaar baat bij?
Lenis: ‘De steden maken zich hard om voor de gehele regio investeringen binnen te halen. Alle achttien gemeenten profiteren daarvan. Met de verstedelijkingsstrategie hebben we hier ook expliciet aandacht aan besteed. Maar goed, in de Spoorzone Arnhem-Oost en Nijmegen worden ook gewoon een kleine 30.000 huizen gebouwd, dus dat is wel van een andere orde dan in de kleinere gemeenten. Daarom is het wel belangrijk om als GMR na te denken over de vraag: Welk verhaal vertel je? Wanneer ben je als regionale samenwerking succesvol? Gaat het om ‘return of investment’ - het geld dat je binnenhaalt? Of kun je succes ook afmeten aan de kwaliteit van de output, of aan de hoeveelheid gedeelde kennis?’
En hoe waarborgen jullie die kwaliteiten?
Lenis: ‘In de ondertekening van de tweede ronde Woondeal, eerder dit jaar, bestendigden we opnieuw onze samenwerking voor een gezondere regionale woningmarkt. Natuurlijk speelt geld dan een rol en moeten we streven naar bepaalde aantallen in de bouw van woningen. Maar we hebben ook heel duidelijk afgesproken dat we, anders dan in de eerste ronde Woondeal, de getallen niet centraal willen stellen. De hoe-vraag hebben we nu veel scherper gekregen. We bouwen bijvoorbeeld 30 procent sociale huur in elke gemeente, benutten bestaande woningen zo goed mogelijk, en hebben afspraken gemaakt over circulariteit en wonen met welzijn en zorg. Daarbij houden we nu rekening met contextuele factoren als stijgende bouwkosten, het stikstofprobleem en personeelstekorten.’
Dus de GMR is ook ontworpen als vehikel om het omgevingsbeleid van gemeenten naar een meer gelijkwaardig niveau te tillen?
Lenis: ‘Met die Woondeal leveren we een soort regionale bouwstenen aan voor gemeentelijk omgevingsbeleid zodat zij niet alles zelf hoeven te doen. Zo creëer je een zekere samenhang in de regio. En onze rol zit hem dan vooral in het doen van onderzoek en het aanleveren van informatie die gemeenten faciliteert in de uitvoering. Wij kunnen dus niks vaststellen, wij kunnen geen beleid schrijven, dat doet de gemeente zelf. Het mandaat blijft dus nadrukkelijk bij de gemeenteraden liggen, dat was zoals ik zei, ook een leerpunt vanuit die eerdere samenwerking.’
‘We zijn als regio gewoon enorm in trek - ons woningtekort neemt ondanks de Woondeal alleen maar toe’
En die efficiëntie is nodig?
Lenis: ‘Ja, je ziet dat we als regio gewoon enorm in trek zijn. Ons woningtekort neemt ondanks de Woondeal alleen maar toe. Vorige maand wees een nieuw woningmarktonderzoek dat uit. Daarom hebben we met het rijk nu een nieuwe stip op de horizon gezet. In 25 jaar 50 tot 60 duizend huizen bouwen op een duurzame manier. Dat is een uitdaging, maar ik acht dat wel nodig om die trek op te vangen.’
Een duale motor
De regio Arnhem-Nijmegen maakt dus een onmiskenbare groei door. En dat in contrast met de nationale trend, die een trek naar de Randstad laat zien. Maar wat maakt de regio nu exact zo populair? De regio staat nationaal te boek als een plek waar rijke cultuur, een sterke economie en ruimte voor natuur samenkomen. Bij Lobith komt de Rijn ons land binnen. De regio vormt zo ‘de kraan’ van Nederland. Aan de Noordzijde grenst de regio aan het bekendste nationale park van ons land: de Hoge Veluwe. En met Arnhem en Nijmegen heeft de regio twee cultureel rijke en economisch gezonde steden als duale motor.
Maar ook is de regio landelijk koploper in ‘Een thuis voor iedereen’ - een van de zes programma’s onder de Nationale Woon- en Bouwagenda. Hierin zet iedere gemeente in de regio zich in voor voldoende sociale huur bij nieuwbouw. Lenis en Blom laten hun licht schijnen op wat volgens hen de belangrijke ‘pull-factors’ van de regio zijn en geven aan hoe de regionale groei hier met andere grote opgaven in evenwicht wordt gebracht.
Waaraan ontleent de regio Arnhem-Nijmegen haar aantrekkingskracht nu eigenlijk?
Lenis: ‘Nijmegen is een studentenstad. Dat vormt allereerst een enorme pull-factor. Veel mensen blijven hangen na hun studietijd. En ook Arnhem heeft veel hogescholen. Dat vormt toch wel een beetje de motor van de regio. En rondom die twee steden zijn er natuurlijk veel groene gebieden aanwezig.’
Blom: ’Arnhem en Nijmegen zijn geen enorm grote steden. Die menselijke maat en die nabijheid, dat voel je in de stad. Tegelijkertijd zijn er ontzettend veel voorzieningen aanwezig. Enerzijds gaat dat om heel basale dingen. Ik geef als voorbeeld dat ik zelf vanuit Den Haag naar Arnhem ben verhuisd. Mijn kinderen kunnen hier zonder wachtlijsten direct naar school en naar de sportclub. Anderzijds is de culturele sector ontzettend omvangrijk. Artez, Introdans, Oostpool, noem maar op. Nijmegen heeft dan weer de Radboud Universiteit en meer industrie. Dus zo zie je dat de kracht ligt in die combinatie van werkgelegenheid, voorzieningen en een prettige omgeving. En de regio ligt daarnaast in midden-Nederland, dus steden als Utrecht en Amsterdam zijn ook best dichtbij.’
‘We hebben een heel groot nieuw park gerealiseerd om te zorgen dat de steden niet aan elkaar groeien’
Verstedelijking en verduurzaming zijn twee thema’s waaraan beantwoord moet worden, ook bij jullie in de regio. Hoe verenigen jullie die twee met elkaar?
Lenis: ’Ons motto in de verstedelijkingsstrategie luidt: ‘meer landschap, meer stad’. En dat dus ook in die volgorde. Kijk, 50 tot 60 duizend huizen toevoegen, is een enorme opgave en dat doen we zoveel mogelijk binnenstedelijk. Dat betekent dus veel de hoogte in bouwen en het herontwikkelen van stadsdelen. We willen de groene gebieden in de omgeving namelijk versterken en verbinden met elkaar. Een goed voorbeeld is Park Lingezegen - een heel groot nieuw park dat we tussen Arnhem, Nijmegen en Elst hebben gerealiseerd om te zorgen dat de steden niet aan elkaar groeien.’
En hoe zit dat in de steden zelf?
Lenis: ‘Arnhem is hét voorbeeld van hoe groen en stedelijkheid samengaan. Neem Sonsbeekpark, dat is toch een van de mooiste parken van Nederland. Dat ligt midden in de stad, met daaromheen al die bebouwing die daarvan profiteert. Dit gedachtegoed zet de gemeente nu ook door in Arnhem-Oost. Daar willen ze, via een zogenaamd Spoorpark, de Rijn met de Veluwe verbinden. Daarmee verbind je binnenstedelijk ook het groen. En ja, dat gerichte beleid op verstedelijking én groenontwikkeling heeft natuurlijk zijn politieke redenen.’
Over politieke kleur gesproken, hoe verenigen jullie zulke opgaven met het temperen van de sociaaleconomische verschillen?
Blom: ‘Als ik voor Arnhem spreek, zie je dat betaalbaarheid belangrijk is in de woningbouw. Arnhem is natuurlijk een oude industriestad. In de wijken met veel sociale huur zie je ook dat de woningcorporaties veel bezig zijn met het verbeteren van de leefbaarheid. Hierbij werkt Arnhem samen met het rijk in het Nationaal Programma Arnhem-Oost. Het progressieve college speelt daar natuurlijk een rol in. Het politieke klimaat maakt dat het beleid rondom leefbaarheid en veiligheid wordt gecombineerd met de verduurzaming van die wijken. Zo verbeteren we de bestaande woningvoorraad dus, en brengen we de energierekening terug voor de mensen met een iets minder groot budget. Zo temper je die verschillen ook een beetje.’
En in de uitbreiding van de woningvoorraad?
Blom: ‘Aan de andere kant letten we erop dat de nieuwbouw voldoende ruimte geeft aan starters, conform de afspraken uit de Woondeal. Hierin willen we echt maximaal inzetten op toegang tot de woningmarkt voor iedereen. Dat sociale beeld tekent de stad ook wel, denk ik. Dat kan je niet allemaal alleen financieren, dus daarom is die samenwerking in de regio en met het rijk ook zo noodzakelijk. Enerzijds levert dat ons allerlei subsidies op voor het realiseren van die betaalbare woningvoorraad, anderzijds letten we er in die samenwerking ook op dat we een ‘level playing field’ creëren waarin we gezamenlijk die last dragen en elkaar als gemeenten niet kapot beconcurreren.’
‘Ons motto luidt: ‘meer landschap, meer stad’. En dat dus ook in die volgorde’
Hoe zien jullie de plek van deze samenwerking in de toekomst?
Blom: ‘Het belang om gezamenlijk de samenwerking met de regio en het rijk op te zoeken is groot. Waar we met de verstedelijkingsafspraken en de grootschalige woningbouwlocaties in Arnhem en Nijmegen al grote stappen hebben gezet, vergt de schaalsprong in verstedelijking van ons dat we die koers blijven vasthouden. De opgaven zijn immers groot; het meegroeien van onze groene leefomgeving, de transitie naar duurzame mobiliteit en de stap naar een circulaire economie. Hoe voorkomen we de tweedeling in de samenleving en hoe vergroten we de brede welvaart in de regio? Dat zijn kernvragen die vaak terugkomen in de samenwerking tussen regio en rijk. Volgens mij is het zaak elkaar de komende tijd vast te houden en de ingeslagen weg door te zetten.
Maar met de met de verkiezingen in november staat dus weer veel op het spel?
Blom: ‘Minister Hugo de Jonge heeft wel een kanteling teweeg kunnen brengen de afgelopen tijd. Hij heeft regionale samenwerking toch weer meer een plekje weten te geven, ook hier bij ons.’
Lenis: ‘Klopt. En met de aankomende verkiezingen wordt het inderdaad spannend of die lijn van het huidige kabinet wordt doorgezet.’