Kristel Lammers: ‘We ervaren steeds meer chaos, maar dat is zoals het gaat in een transitie’
Ruim twee jaar geleden interviewden we Kristel Lammers, directeur van het NP-RES. De take away van dat interview: de energietransitie is vooral ook een sociale transitie. Lammers was optimistisch: de gestelde doelen zouden worden gehaald. Op 6 juli verschijnt een belangrijke tussenstand van zaken: de ‘Foto’, die aangeeft hoe de 30 RES-regio’s ervoor staan. ‘Die 35 terawatt-uur hernieuwbare energie in 2030 halen we zeker. Maar hoe maken we er ook een eerlijke transitie van?’
In de Regionale Energiestrategie (RES) werken 30 regio’s aan het opwekken van duurzame energie op land en zoeken ze daarvoor naar duurzame warmtebronnen. De RES is een van maatregelen uit het Klimaatakkoord. Alle energieregio’s samen hebben als doel om in 2030 ten minste 35 TWh aan grootschalige, duurzame elektriciteit op land op te wekken. Tot 2030 gebeurt dat met zonne- en windprojecten. De vastgestelde ambities in de eerste RES'en (RES 1.0) van de regio’s tellen op tot 55 TWh in 2030. Op 1 juli 2023 leverden de RES-regio’s hun voortgangsrapportages op. Dat levert de zogenaamde ‘Foto’ op. Verder wordt gewerkt aan data-uitwisseling via geografische bestanden - in ruimtelijke kaarten. En aan een basis voor een dataportaal voor data-uitwisseling. |
Om maar met de deur in huis te vallen: is de energietransitie nog steeds – vooral – een sociale transitie?
‘Zeker! Natuurlijk is de energietransitie dat. Techniek speelt een grote rol. Maar in de kern is het een sociaal-maatschappelijk proces. Dat wordt steeds duidelijker. Denk aan de schaarste aan netcapaciteit, die het moeilijker maakt om bedrijventerreinen en duurzame woonwijken te realiseren. En denk ook aan de impact van de oorlog in Oekraïne op de energieprijzen: die zijn nogal gestegen. Je ziet steeds scherper dat mensen die over financiële middelen beschikken, wel verduurzamen. Maar voor huurders is dit lastiger. Die hebben daar zelf vaak geen invloed op. Dat maakt nog sterker zichtbaar dat het ook een sociaal-maatschappelijke transitie is.’
Als de energietransitie vooral een maatschappelijk proces is, waar zie je nu dan beweging ontstaan?
‘We zien dat in toenemende mate op bedrijventerreinen. Daar wordt duurzaamheid steeds meer als ‘strategisch’ gezien. Energie is een schaars goed geworden en van levensbelang voor de continuïteit van je eigen onderneming. Daar wil je zelf grip op hebben.’
‘Om die reden wordt vaart gemaakt met nieuwe mixen van energievoorziening. Wordt gezocht naar manieren waarop zon en wind gecombineerd kunnen worden. Wordt nagedacht over hub-achtige structuren, waar energie gedeeld kan worden. En wordt nagedacht over slimme opslag. Dat kan zo maar eens de volgende ‘golf’ in de transitie zijn.’
Waar zitten we nu in de transitie?
‘Laat ik eerst schetsen wat ik zie: Bewustwording is gegroeid. Dus neemt ook de maatschappelijke druk toe. Bijvoorbeeld door Extinction Rebellion-achtige sociale bewegingen maar ook richting institutionele beleggers als ABP.’
‘Voor mijn gevoel zitten we nu net vóór de fase van de echte chaos’
Maar, waar zitten we dan?
‘Dat is lastig te zeggen als je er volop in zit. Voor mijn gevoel zitten we ergens net vóór de fase van de echte chaos, als je kijkt naar het transitiemodel van Drift. We zien zowel de opbouw naar het nieuwe, als de afbraak en afbouw van het bestaande. Dat betekent dat veel gelijktijdig in verandering is. Ook dat de rol van de overheid verandert. Het rijk is actiever regie aan het nemen: het Concept Nationaal Plan Energiesysteem en het Programma Energie Hoofdstructuur, de Energiewet - dat zijn er voorbeelden van. Vanuit een sterk gevoelde urgentie om tot versnelling te komen.
De provincies krijgen een stevigere, coördinerende rol. En tegelijkertijd zie je de netcongestie verder toenemen. Het tempo van de autonome groei is in alle modellen van de netbeheerders hoger dan voorzien. Als gevolg hiervan zie je de behoefte aan controle en grip op wat er gebeurt, toenemen. Zoals het prioriteren en programmeren van de uitbreiding van de netinfrastructuur. Daarnaast zie je in de samenleving dat lokaal eigendom een groot thema is: energiegemeenschappen en coöperatieve bewegingen nemen positie in. Kortom, volop dynamiek en beweging op allerlei plekken tegelijkertijd.’
De rol van de overheid is dan ...?
‘Actief, sturend, stimulerend, faciliterend. Maar soms ook normerend. Dat is ook best logisch als je kijkt naar de fase waarin we zitten. Daar past die rolopvatting van de overheid prima in.’
Zullen we het eens over de tussenstand hebben? Iedere RES-regio heeft zijn tussenstand ingeleverd. Wat kun je zeggen over de nieuwe ‘foto’ waarmee jullie op gezette tijden de tussenbalans opmaken?
‘De regio’s liggen op koers en tegelijk zul je de taaiheid van het oplossen van de knelpunten ook in de foto zien. Alsook de sterke beweging naar energiegemeenschappen. En de voorlopersrol van een aantal bedrijven. En tot slot: de behoefte van de regio’s aan nieuwe vergezichten.’
‘Energietransitie is geen doel meer, maar een middel om andere doelen te verwezenlijken’
Hoe bedoel je dat laatste? Nieuwe vergezichten?
‘Er is behoefte aan het formuleren van doelstellingen voorbij 2030. Logisch, want 2030 is eigenlijk al heel dichtbij.’
Misschien past dat ook wel in die nieuwe fase (van chaos), waar we zo langzamerhand in terechtkomen?
‘Ja, dat denk ik ook.’
Hoe zou je die definiëren?
‘Toch vooral als een fase van bewust zijn en verantwoordelijkheid nemen. Daar waar je vroeger hoorde: ‘Energietransitie, windmolens en die zonnepanelen - die moeten nu eenmaal van het Klimaatakkoord’, hoor je nu: ‘Natuurlijk moeten we aan de slag met de energietransitie, want dat is nodig voor onze eigen economie en voor het bouwen van onze woningen en voor onze mobiliteit’. Energietransitie is geen doel meer, maar een middel om andere doelen te verwezenlijken.
Daar hebben tal van dingen aan bijgedragen. Dertig regio’s die hard hebben gewerkt; het feit dat we met elkaar het maatschappelijke gesprek zijn aangegaan. Maar ook veranderde wettelijke regels, zoals bijvoorbeeld warmtepompen, die vanaf 2026 verplicht worden. En vergeet Europa, maar ook ondernemers en inwoners die de handschoen oppakken, niet. En uiteraard ook de financieel-economische component: het feit dat energie ons allemaal in de portemonnee raakt. Die optelsom heeft een versterkende werking.
En ik denk - ik verwacht - dat het de transitie gaat versnellen. Die versnelling, die komt namelijk uit de samenleving zelf. Uit die bedrijventerreinen, waar we het eerder over hadden. Uit de energiecoöperaties, die zelf initiatief nemen. Onze inwoners fungeren als een spiegel voor de bestuurders en volksvertegenwoordigers.’
Is de energietransitie nog steeds een ongemak
‘Gemak én ongemak tegelijkertijd. Als het ons lukt om het ook een rechtvaardige transitie te laten worden, dan is het een gemak. Maar voor grote groepen is het – nog steeds - ongemak. Die hebben zelf het stuur niet in handen en zijn afhankelijk van anderen. Of hebben zoveel aan hun hoofd dat ze vooral bezig zijn met overleven.
Een eerlijke transitie vormgeven, dat wordt de uitdaging voor de komende tijd. Want mensen zoals jij en ik, wij redden het wel. Ik bedoel, ik heb m'n huis kunnen verduurzamen omdat ik een extra hypotheek kon nemen. Voor ons is het een keuze. Maar voor veel mensen is de energietransitie niet te betalen. Als we daar niet goed oog en aandacht voor hebben, dan zal de ongelijkheid alleen nog maar verder toenemen, ben ik bang.’
In die zin kan de energietransitie zowel verbinder als splijtzwam zijn?
‘Precies, dus moeten we alles op alles zetten voor de verbinding met elkaar. Ook dat element zit in de foto: we beschrijven zeker ook de sociale kant van de transitie.’
‘Voor veel mensen is de energietransitie niet te betalen - als we daar geen aandacht voor hebben, neemt de ongelijkheid alleen maar verder toe’
Hoe gaat het interbestuurlijk?
‘Bestuurders en ambtenaren van overheden weten elkaar steeds beter te vinden. Dat gaat vaak goed, maar niet altijd, natuurlijk. Op het moment dat het schuurt in de uitvoering, zie je vaak dat ambtenaren proberen om dingen samen op te lossen. Maar niet tijdig durven te escaleren naar bestuurders. Of dat bestuurders, als het spannend wordt, te weinig doorvragen of de kaarten voor de borst houden. En je ziet ook dat overheidsorganisaties gewoon tegengestelde belangen of behoeftes kunnen hebben. En dat er echt te weinig met elkaar aan de voorkant wordt uitgesproken. Dan loopt het proces vast.’
De vanzelfsprekendheid waarmee we het woord ‘samenwerking’ gebruiken - terwijl het vaak moeilijk is hoe je echte samenwerking in praktijk brengt - het blijft iets om je over te verwonderen. Want, je hebt mensen nodig die op tafel durven leggen dat dat samenwerken stroef gaat. Je hebt soms even een onafhankelijke gespreksleider nodig - iemand die het proces kan vlottrekken en een ‘tussenruimte’ creëert. Om met elkaar het gesprek te voeren over hoe je vanuit je eigen rol en verantwoordelijkheid bijdraagt aan het grotere geheel.’
Wat is nu de rol van de regio in de energietransitie?
‘Die vraag leeft op veel plekken. Ook best logisch. Want de provincie heeft meer positie gekregen: vooral op het gebied van ruimtelijke ordening, energie, programmering en infrastructuur. Dus is het opnieuw zoeken naar de rol van de RES-regio in relatie tot die nieuwe provinciale rol. Dat leidt tot vragen als: hoe verhouden we ons hier tot elkaar? En tot die opgaven?
Een regio ‘ben’ je niet vanzelfsprekend, zoals een gemeente, een provincie of de rijksoverheid dat in bestuurlijk opzicht wel zijn. Vanuit landelijk perspectief, wordt het regionale schaalniveau gekoesterd. Maar er is in Den Haag toch ook het beeld dat de regio’s onderling niet al te verschillend mogen zijn. Dus, daar zit iets paradoxaals in.’
De regio’s boeken ondertussen wel resultaten.
‘Zeker! Op grond van de gesprekken die we in de regio's voeren en gebaseerd op wat er allemaal al gerealiseerd is, durf ik te stellen dat we die 35 terawatt in 2030 halen. Maar het zou zo mooi zijn om zo dicht mogelijk bij die 55 terawatt uit te komen. Dan hebben we nog wat hobbels met elkaar nemen.’
Het laat zien dat ‘veranderen van onderop’ prima werkt. Hoewel er mensen zijn, die vinden dat dit proces beter top-down gestuurd had kunnen worden, zie ik dat bottom-up op regioniveau in ieder geval eigenaarschap en verantwoordelijkheid groeit. Gemeentebestuurders, provinciebestuurders, waterschappen, bedrijven en mensen van de energiecorporaties, zetten grote stappen. Ze houden vast aan de door henzelf opgestelde ambities. Ze corrigeren elkaar. Dat had niemand durven denken. Maar, let op: een gemeenschappelijke nationale breed gedragen afspraak, dat helpt ook. Dus het is niet alleen maar bottom-up.’
Tot slot: welke kritiek zou je op het NP-RES programma en de regio’s kunnen hebben?
Lammers lacht: ‘Euh, dat praten veel tijd kost. Maar of het zonder dat praten echt sneller zou gaan? Ja, op de korte termijn vast wel. Maar je maakt ook veel kapot. Samenwerken heeft, ook tussen overheden, zijn eigen dynamiek. Dus of het draagvlak en de betrokkenheid van mensen daar uiteindelijk mee gediend zouden zijn, daar kun je je vraagtekens bij zetten.’
We worden - denk ik - steeds slimmer in ‘met gedeeld eigenaarschap aan de slag gaan’. Het feit dat we in alle regio’s goed op weg zijn om de gestelde doelen te halen, laat zien dat woorden én daden prima samengaan.’