De ‘dashboard’-samenleving: wat voor bestuur hoort daarbij?
Onze samenleving wordt in een snel tempo complexer. Of: in ieder geval zo ervaren. Dat gaat gepaard met een behoefte aan houvast. Het proefschrift van David Bamps, ‘De dashboardsamenleving: van improvisatie tot providere’, onderzoekt welke vorm van ‘sociale ordening’ in de toekomst houvast zou kunnen bieden. Zijn stelling is dat de ‘dashboardsamenleving’ het antwoord kan zijn. Waarbij met behulp van technologie (meer) richting gegeven wordt aan een nieuwe vorm van samenleven. Immers, onze toekomstige maatschappij is data driven. Wat betekent dat voor onze manier van samenleven en besturen?
Een noot vooraf: ‘De dashboardsamenleving’, uit 2020, is zonder meer een van de meest bijzondere dissertaties die we in de laatste tijd zijn tegengekomen. In taal. In reikwijdte. In creativiteit. Tegelijkertijd is het een boek dat het uiterste van de lezer vraagt. Bij vlagen doet het denken aan de (prachtige) boeken van Haruki Murakami, een schrijver die je verleidt te geloven in een parallel universum, waar (in 1q84) bijvoorbeeld twee manen aan de hemel staan. Dat doet ook Bamps: hij schetst een toekomstige samenleving (‘de dashboardsamenleving’) waarin techniek, moraliteit en sociale ordening samengaan. En wel in een transhumane samenleving. Wat daaronder verstaan wordt, legt hij bloemrijk vast. Met als kernvraag hoe goed samenleven er in de toekomst uit zou kunnen zien.
‘Tegenstrijdige verlangens greineren als woekerplanten de vruchtbare akker van ons onbehagen’
Daarmee gaat Bamps in op de kernvraag van de sociologie, die probeert te achterhalen wat ‘samenleven’ nu eigenlijk betekent. Hoe kan het dat mensen, met (nogal) verschillende manieren van leven, culturele achtergronden, verlangens, ambities en overtuigingen, er in het algemeen toch prima in slagen om op een relatief ordentelijke manier samen te leven? Van oudsher luidde het antwoord daarop: door onderliggende solidariteit en door een zekere mate van (onuitgesproken) gedeelde waarden en normen.
Anno nu lijkt die onderlinge solidariteit, alsook gedeelde normen en waarden, in het geding. De kern van de dissertatie van Bamps leunt dan ook op de analyse van Hans Boutellier, zoals opgeschreven in ‘De improvisatiemaatschappij: over de sociale ordening van een onbegrensde wereld’ uit 2011. Daarin stelde Boutellier vast dat we in een totaal andere samenleving aan het geraken zijn: ‘Na de gemeenschap (Gemeinschaft) met zijn mechanische orde, en de maatschappij (Gesellschaft) met zijn organische orde, zouden we kunnen spreken van een Netzschaft (...). In netwerkstructuren ontwikkelt zich een nieuwe vorm van samenleven, een sociale ordening van knooppunten en relaties daartussen.’
Die netwerksamenleving kenmerkt zich vooral door ‘intensivering’. Door een grote dynamiek, waarin het oude Olympische ideaal van hoger, harder en sneller niet alleen meer voorbehouden is aan topsporters. Waarbij mensen in onze samenleving, zo stelt Bamps vast, bovendien steeds vaker zelf wel uitmaken wat het beste voor hen is. Dat genereert geïntensiveerde vrijheidsbeleving, maar steeds vaker ook normoverschrijding. De oplossing van Boutellier: onze maatschappij moeten we meer zien als het vrijelijk spelen van een jazzorkest.
Op zoek naar een nieuwe metafoor
Bamps stelt dat die metafoor niet opgaat. Immers: ook bij een jazzorkest is er een dirigent. Zijn de muziekinstrumenten gestemd. Is er geoefend. Dat samenspelen, dat komt dan inderdaad tot op zekere hoogte vanzelf. Maar in onze huidige maatschappij is dat niet (meer) aan de hand.
Met alle gevolgen van dien: ‘De netwerksamenleving [heeft] vergaande consequenties [...] voor burger en bestuur. Besturen is ingewikkelder geworden en burgers voelen zich onzeker en onbehagelijk.’ Een samenleving in goede banen leiden gaat in essentie altijd over normen en waarden. Wat mag wel? En wat mag niet? En wie bepaalt dat? In de netwerksamenleving wordt dat nog complexer dan het al was. De coronacrisis maakte dat gevoeglijk duidelijk, zo stelt Bamps vast: ‘Zelfs het bewaren van een veilige afstand van 1,5 meter (wat een relatief simpele regel is) bleek een grote beproeving met veel mislukkingen.’
En dus is er behoefte aan een nieuwe vorm van ordenen. Aan wat Bamps ‘georganiseerde vrijheid’ noemt.
‘De grenzen tussen het menselijke leven online en offline vervagen: we zijn dan continu smart verbonden met elkaar en de dingen die ons omringen. Het resultaat is een oneindige dataverzameling’
Wat is ‘het dashboard’ nu eigenlijk? |
Een nieuwe uitweg
Het proefschrift van Bamps is zonder meer bloemrijk te noemen. Een voorbeeld: ‘Tegenstrijdige verlangens greineren als woekerplanten de vruchtbare akker van ons onbehagen. In het ergste geval stimuleren ze de groei van een weerbarstige wingerd die zich een weg baant door het complexe takkenstelsel van de moraliteit om dat vervolgens langs interne weg leeg te zuigen.’
En dus is het zaak om een nieuwe uitweg te vinden voor de spanningen die zich hebben opgebouwd in ons huidige systeem en bestel. In de afgelopen jaren is dat geprobeerd met behulp van actief burgerschap, bottom up processen en – bijvoorbeeld – decentralisaties. De praktijk blijkt weerbarstig. Niet alleen omdat politici en beleidsmakers onzekerheid in beleidsprocessen moeilijk kunnen accepteren; vooral ook omdat inwoners en lokale initiatieven zich evenzeer lastig verhouden tot diezelfde onzekerheden. Loslaten versus kaders stellen. Het een is niet goed, noch het andere. Het moet anders, het kan anders, aldus Bamps.
Die nieuwe ordening betekent ‘dat in een samenleving burgers, bestuurders en politici zeer vaardig moeten zijn als uitdrukking van een automatisch proces. De klemtoon ligt evenwel op de burgers, omdat ‘georganiseerde vrijheid’ van onderaf moet worden verbeterd met vaardigheidstools. Om dit mogelijk te maken, moet de inrichting van de morele ruimte zelf ook een transformatie ondergaan. In dit geval betreft dit het transformeren naar een datagestuurde omgeving. Dit veronderstelt burgerschap in ontwikkeling.’ Waarbij technologie de rol aanneemt van een persoonlijke assistent en -dus- logischerwijs deel uitmaakt van de ‘institutionele inrichting’. Een dashboard.
In de ogen van Bamps is dat dashboard – uiteraard - verbonden met internet. Maar het is ook een instrumentenpaneel, een spiegel ‘waarbij de grenzen tussen het menselijke leven online en offline vervagen: we zijn dan continu smart verbonden met elkaar en de dingen die ons omringen. Het resultaat is een oneindige dataverzameling waarmee ongelooflijk interessante berekeningen kunnen worden gemaakt om bijvoorbeeld het gedrag van burgers en organisaties in kaart te brengen.’
In het spoor van Dave Eggers
In het tweede deel van zijn dissertatie volgt Bamps het spoor dat Dave Eggers in ‘The Circle’ ons ook al toonde. Als technologie onlosmakelijk met ons verbonden is, wat betekent dit dan voor ethiek? En voor onze keuzes? In hoeverre is die vorm van transparantie en logging niet een (voorbode van een nieuwe) dictatuur (Big Brother)? Dat hoeft niet, vindt Bamps. Hij kiest voor de metafoor van Little Sister. Waarbij de spiegel gebruik maakt van het geloof in de kracht van de zelfreflectie: heb de moed om onszelf in de spiegel aan te durven kijken en te vragen hoe het zit met onze verantwoordelijkheid. ‘Doen wij altijd wat wij zeggen?’
Daarbij kan ook het dashboard zelf zijn rol vervullen: het dashboard verzamelt en verwerkt data van ons als individu en als collectief en kan zo ‘gericht en op het juiste moment een voorzet geven in de vorm van een geautomatiseerde waarschuwing die verschijnt op het dashboard van de gebruiker.’
Het geeft iedere ‘burger (in volle vrijheid) de mogelijkheid om zijn eigen gedrag (al dan niet problematisch) te onderzoeken (fase 1). Pas wanneer daar lange tijd geen gehoor aan wordt gegeven, dan weet de burger dat de inspectie over de vloer zal komen (om mee te helpen zoeken naar de oorzaak, dat klinkt nog anders dan ‘straffen’). Dat is fase 2. In de meeste gevallen zal het systeem draaien in fase 1, omdat gebruikers zichzelf controleren en het gedrag aanpassen.’
‘De ‘safety check’ van Mark Zuckerberg, waarmee Facebookgebruikers in de buurt van rampen razendsnel aan hun familie en vrienden kunnen laten weten dat ze veilig zijn, is een voorloper’
Panopticum of synopticum? (Foucault vs Mathiesen) Foucault sprak over een panopticum: als symbool voor het alziende oog. Als perfecte vorm van disciplinering. Bamps leent de term synopticon: ‘Typerend hiervoor is niet de macht van de expert (of de wachter in de toren van de gevangenis), maar de macht die wordt uitgeoefend door het voorbeeld waarrond een massa zich verzamelt. Het is de dynamiek die ontstaat bij het bekijken van een spektakel waarbij velen de toeschouwers zijn van enkelen (en dus niet zoals in de panoptische configuratie, waar enkelen de massa observeren).’ |
Bamps laat, tot slot zien, dat ook grote bedrijven als Facebook nadenken hoe technologie kan bijdragen om de gemeenschap te helpen zich ‘veilig’ te voelen en te houden. Hij citeert Mark Zuckerberg met de ‘safety check’ waarmee Facebookgebruikers in de buurt van rampen razendsnel aan hun familie en vrienden kunnen laten weten dat ze veilig zijn. In de ogen van Zuckerberg zou deze vorm van ‘community-based technology’ ook verder uitgerust kunnen worden met ‘hulpmiddelen om belangrijke issues in kaart te brengen of aan te kaarten: denk maar aan misdaad, mentale problemen of ziektes.’
Toekomstmuziek: een uitgewerkt voorbeeld van Bamps ‘Neem een studentenhuis in de stad in het jaar 2029. De studenten zijn allemaal lid van de groene beweging en willen graag een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk nalaten. Met behulp van technologie zou perfect vastgelegd kunnen worden, wie wat doet: ‘Hoelang staat Ingrid onder de douche en hoeveel voedsel verspilt Peter met zijn gezellige feesten op de vrijdagavond? De gedeelde waarden en normen kunnen met andere woorden worden getoetst. De resultaten kunnen confronteren. Misschien stelt Ingrid vast dat ze het in vergelijking met haar medebewoners zeer slecht doet. Ze deelt wel de waarden en de normen in theorie, maar in de praktijk slaagt ze er niet in om haar filosofie waar te maken.’ Waarbij Bamps een stevige dosis ‘moraliteit’ toedient: ‘Het voorbeeld is duidelijk: de beschreven technologie dringt door tot in het hart van de moraliteit. In de praktijk komt dit neer op de stem van het geweten, het hebben van sociale controle en het traceerbaar maken van gedragingen. Indien we een samenleving beogen waarin verbetering mogelijk is, dan moeten we ervoor zorgen dat burgers zich niet voortdurend kunnen wegstoppen voor wie ze zijn en wat ze doen, in de eerste plaats voor zichzelf. Het is thans een kwestie van ‘zeggen wat men doet, en doen wat men zegt’. De technologie stelt ons in staat om in de spiegel van ons verborgen leven te kijken: zijn we waarachtig of liegen we onszelf iets voor? |
De doos van Pandora?
Bamps is dan net over de helft van zijn proefschrift. In de tweede helft neemt hij de schaduwkanten van zijn toekomstbeeld onder de loep. In zijn eigen woorden: ‘De hypothese van een dashboardsamenleving is ontstaan uit een verlangen naar verbetering. Het resultaat van een dergelijke opgave is nooit een eenzijdig verhaal. Het is van belang om de eventuele en onvermijdelijke gevaren die in een dashboardsamenleving kunnen ontstaan ,waar mogelijk a priori op te sporen.’
‘De technologie stelt ons in staat om in de spiegel van ons verborgen leven te kijken: zijn we waarachtig of liegen we onszelf iets voor?’
In een aantal veldexperimenten en met behulp van vragenlijsten onderzoekt Bamps het effect van zijn dashboard. Er bleek ‘dat het geven van informatie in ruil voor iets een onbehagelijk gevoel veroorzaakt. Zelfs als de informatie wordt gebruikt voor een goed doel, dan voelen kwetsbare personen meer druk om informatie te geven.’ Maar er is tegelijkertijd een besef dat informatie-uitwisseling helpt om bepaalde sociale doelen beter kan bereiken. Met morele keuzeproblemen tot gevolg.
De rol van de overheid
De rol van de overheid in de dashboardsamenleving, daarover is Bamps een tikje mistig. Wat is nu straks de precieze rol van ‘de’ overheid? Vooral voorwaardenscheppend, door middel van het stellen van wetten en regels. Dat de overheid daarbij data-driven werkt, dat is zeker. Waarbij er, dankzij alle door individuen en collectieven gedeelde informatiestromen, betere en echt werkende wetten en regels bestaan, ook daarvan lijkt Bamps overtuigd. Hoe de overheid dat aanpakt? Overheidsbeleid én de controle daarvan is nauwer verbonden én geïndividualiseerd (zie ook: de afbeelding over hulpverlenersgesprekken en alle bijbehorende analyses). Waarbij de overheid zich als Little Sister (in plaats van Big Brother) opstelt.
Utopie of dystopie?
Juist die metafoor van Big Brother is in het boek van Bamps nooit ver weg. Technologie is -immers- in staat om met behulp van AR en simulatieprogramma’s in het dashboard een wereld te creëren met fantastische illusies. Er zijn goede toepassingen te bedenken. Wanneer iemand bijvoorbeeld in een therapeutische setting moet leren omgaan met bepaalde angsten, dan kan technologie worden gebruikt om veilige, optische illusies te creëren waardoor een exposure-aanpak veel meer kans van slagen heeft. Er zijn echter zeker ook gevaarlijke en risicovolle toepassingen denkbaar. Want, realiseert Bamps zich terdege: technologie kan ook heel omineus zijn. ‘Als het beste systeem omslaat in het tegendeel, krijgt men het aller slechtste.’
Maar toch, maar toch, zo hoor je Bamps denken. Stel nou eens dat ... ‘De dashboardsamenleving zou de infrastructuur kunnen aanbieden om de sociale ordeningsprocessen te verbeteren in overeenstemming met een wereld die we altijd hebben gewild, in theorie. We zouden graag in autonomie leven: dat wil zeggen met de wijsheid en de kennis, om onszelf de wet te stellen, in overeenstemming met de waarden en normen die we hebben afgewogen naar onze wensen, noden en mogelijkheden. Het feit is dat geen enkele samenlevingsvorm tot nu toe ons de mogelijkheid heeft geboden om werkelijk zo te leven. De dashboardsamenleving zou dit met behulp van technologie kunnen realiseren.’
Bamps, D. (2020). De dashboardsamenleving: van improvisatie tot providere. [, Maastricht University]. Maastricht University. https://doi.org/10.26481/dis.20201118db
Het proefschrift van David Bamps is online te lezen en te downloaden:
https://cris.maastrichtuniversity.nl/ws/portalfiles/portal/60146631/c6864.pdf