Leestip: kansen en risico's van regionaal samenwerken
Voorbij de regio als ‘hoerabegrip’ of stroman voor te gemakkelijke kritiek: wat is de waarde van regionaal (samen)werken? In een reflexief essay houdt de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) de meerwaarde én beperkingen van de regio tegen het licht.
Wat ís de regio?
Gemeenten slaan de handen ineen om samen jeugdzorg in te kopen, regionale samenwerking rond het inkopen van gespecialiseerde jeugdhulp staat op het punt verplicht gesteld te worden. Een ‘regionale preventie-infrastructuur’ is in de maak, en in het Integraal Zorgakkoord (IZA) staan afspraken om regionaal werken minder vrijblijvend te maken. Kortom: de regio is ín, concludeert de RVS in de opening van haar essay ‘De regio als redding?’.
Maar wat houdt ‘de regio’ eigenlijk in? In de praktijk bestaat er een veelvoud van uiteenlopende invullingen die onder de noemer ‘regio’ of ‘regionaal samenwerkingsverband’ wordt geschaard.
Zo schrijft de Raad in het essay: ‘de regio krijgt uiteenlopend vorm door hoe er rond specifieke vraagstukken wordt samengewerkt. Regionalisering is dus niet een beweging naar de regio, maar een proces waarin de regio op verschillende manieren inhoud en betekenis krijgt.’
Daarentegen bestaan regionale samenwerkingsverbanden veelal uit een samenstelling van andersoortige organisaties. Ze zijn ook vaak pogingen om sterker te werken vanuit de maatschappelijke opgave. Regionale samenwerkingsverbanden zijn in die zin vaak interbestuurlijke samenwerkingen.
Vandaar dat het essay van RVS relevant is voor mensen die interbestuurlijk samenwerken, en zeker niet alleen voor degenen die dat doen op het gebied van gezondheidszorg.
Regionaliseren is balanceren
Het essay biedt mooie reflecties op regionaal samenwerken an sich. Zo benoemt het de vele beloften van de regio als samenwerkingsverband. Een voorbeeld: ‘[De regio biedt de ruimte om] niet te doen wat is voorgeschreven, maar samen te doen wat nodig is. Regionaal samenwerken maakt partijen los van de beperkingen van formele rollen, wettelijke kaders en verkokerde sectoren.’
Het essay zet de beloften tegenover kritiek, zoals het ontbreken van formele democratische controle, verantwoording en toezicht op regionaal niveau. De keerzijde van de ruimte die de regio biedt is dat het een regelluwe zone kan worden waar machtige spelers zich ruimte en monopolies toe-eigenen.
Wat het essay zo interessant maakt is dat het duiding en achtergrond biedt en verwijst naar relevante literatuur. Zo zet het essay op een rijtje waarom regionaal werken zo veel aantrekkingskracht heeft en plaatst het deze in de context van een bredere beweging richting regionaal werken, onder andere in de energietransitie en het onderwijs.
Het essay wil regionaal (samen)werken niet afwijzen of omarmen, maar ervoor zorgen dat er een scherper gesprek komt over het onderwerp. Zo schrijft het essay voor dat regionaliseren vraagt om balanceren; de inherente dilemma’s die regionaliseren met zich meebrengt, vraagt om continue reflectie over hoe daarmee om te gaan.
Als slotsom concludeert het essay: ‘De regio is geen magische oplossing voor alle maatschappelijke problemen. Tegelijkertijd kan regionaal werken een manier zijn om uit schurende stelsels te breken en anders en beter samen te werken aan maatschappelijke opgaven. Voorwaarde is wel dat verder gekeken wordt dan de beloften. We moeten realistischer zijn over de kansen én de keerzijden van de regio.’