‘Interbestuurlijk samenwerken begint – heel basaal – bij elkaar je telefoonnummer geven’

Hoe kunnen rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gezamenlijk resultaten behalen op inhoudelijke opgaven? Die vraag stond centraal in de live-dialoog van 14 juni, waarin hoge ambtenaren van gemeenten, waterschappen, provincies en rijk bijeen kwamen. ‘We moeten ambtelijk goed contact houden, ook als het bestuurlijk knettert en schuurt.’

Foto van drie stoelen
Beeld: ©Patrick van den Hurk

De stoelen staan opgesteld in een open kring, handen worden geschud, praatjes gemaakt. 

‘Dit is echt heel anders dan WebEx’ (het digitale kanaal waarmee ambtenaren vergaderen, red.), verzucht een van de aanwezigen opgelucht. 

Op een dinsdagmiddag in juni vindt in New Babylon in Den Haag een dialoog plaats met directeuren en secretarissen van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Om samen te reflecteren op interbestuurlijke samenwerking in de breedte. Het doel: komen tot randvoorwaarden en spelregels voor interbestuurlijke samenwerking en input ophalen voor een agenda voor het versterken van het bestuur. 

Praktisch, concreet en niet te somber 

De dialoog begint met een voorstelronde, waarin aanwezigen hun verwachtingen uitspreken. Die lopen erg uiteen. Sommigen hebben weinig verwachtingen, zoals een van de aanwezigen het benoemt: ‘Ik weet nog niet precies waar we het over gaan hebben, maar ik vind het een heel belangrijk thema, daarom ben ik hier.’

Anderen benoemen concrete vragen: ‘Hoe kunnen we de opgaven koppelen die al in gemeenteakkoorden zijn geagendeerd? Hoe kunnen we samen de puzzel leggen?’ Andere aanwezigen willen brokstukken onderscheiden, vanwege de diversiteit aan opgaven. ‘One size fits nobody’, benadrukken zij.  

Iedereen hoopt op een praktische, concrete dialoog. ‘En alsjeblieft niet te somber’, voegt een aanwezige toe. 

‘Hoe bouw je een duurzame relatie op zonder in de valkuil van werkgroepen te stappen?’

Elkaar kennen

‘Ik ben wel optimistisch’, begint een van de deelnemers. ‘We moeten zorgen dat we elkaar kennen. Dat geeft veel energie. En dan kun je goed contact houden, ook als het bestuurlijk knettert en schuurt.’ 

Er wordt een voorbeeld aangehaald van een overleg over Oekraïne, dat na drie maanden nog steeds niet gepland staat. ‘Waarom?’ vraagt de aanwezige, retorisch. ‘Omdat we elkaar niet kennen, dan gaat het allemaal via secretariaten en dan duurt het ontzettend lang.’

Beter interbestuurlijk samenwerken begint met elkaar kennen, telefoonnummers uitwisselen, beamen alle aanwezigen. 

Maar daar blijft het niet bij, volgens sommigen: ‘We moeten echt gaan samenwerken met elkaar. Niet alleen bellen, maar gewoon met de laptops opengeklapt en een flipover erbij.’ 

Iemand anders vult aan: ‘Ah! Daar kom je terug op een oude wens om eens in de zoveel tijd op fysiek dezelfde plek te gaan werken. Dan krijg je natuurlijk al die problemen met beveiligingssystemen, daarom is dat er toen niet van gekomen. Sinds WebEx doen we dat al veel meer, bij elkaar komen.’

Scheid het ambtelijke van het bestuurlijke. Goed contact tussen ambtenaren kan erg helpen, juist als bestuurders met elkaar botsen

Een architectuur voor het goede gesprek

‘Elkaar kennen is mooi en belangrijk’, merkt een deelnemer kritisch op, ‘maar het is tegelijkertijd ook kwetsbaar. Hoe voorkom je dat het incidenteel blijft en het netwerk snel instort? Het vraagt dat je van alle kanten daarin blijft investeren.’

Een aanwezige deelt die zorg: ‘Toen België de grenzen sloot door corona, stampten we binnen no time een overleg uit de grond. Dan ken je elkaar en is het netwerk er. Vervolgens moet je elkaar vasthouden.’ 

‘Hoe bouw je een duurzame relatie op zonder in de valkuil van werkgroepen te stappen? Dan is het té geinstitutionaliseerd en haal je er geen energie meer uit.’

De zorg over institutionalisering wordt gedeeld. Iemand merkt op dat ‘verinnerlijken’ een betere aanpak is dan instutionaliseren. Verinnerlijking heeft geen incidenteel karakter en voorkomt energieloosheid. Het roept de vraag op hoe verinnerlijking er praktisch uit zou zien. 

Iemand anders merkt op: ‘Je moet een nieuw patroon weven met elkaar. Er wordt ontzettend veel overlegd. Je moet gaan kijken: welke mensen hebben elkaar nodig in bepaalde opgaven en komen elkaar niet automatisch tegen? Hoe sturen we op verbinding?’

Enthousiast vult een ander aan: ‘We moeten gaan werken met tussenruimtes. Je moet een bepaalde architectuur hebben om goede gesprekken te voeren. We moeten de manier waarop we samenwerken anders inrichten, een architectuur bedenken waarin er tussenruimtes zijn om elkaar ook niet-functioneel te ontmoeten, zo sturen we op verbinding en verinnerlijking.’

‘Maar hoe moeten we dat dan doen?’ 

Beter interbestuurlijk samenwerken begint met elkaar kennen, telefoonnummers uitwisselen, beamen alle aanwezigen

Agenda 

Het doel van de dialoog is om te komen tot randvoorwaarden en spelregels voor interbestuurlijke samenwerking. En om input op te halen voor een agenda om het bestuur te versterken.

Maar veel roep om een agenda of code is er nog niet in het gesprek, merkt de gespreksleider op. Hij vraagt of hij daarin gelijk heeft. 

‘Tja, wat is een code?’ vraagt een aanwezige. ‘Je kunt iets met elkaar afspreken, vooral ook van tevoren over wat je doet als het moeilijk gaat of wordt. Dat lijkt mij een belangrijk verhikel, maar maak het niet tot het grote goed.’

Iemand anders is kritischer over het idee van een agenda: ‘Je kunt wel zeggen dat het goed komt als je van tevoren allerlei dingen vastlegt. Maar daarmee kun je niet alles regelen of voorkomen.’

Niet iedereen is overtuigd van de noodzaak van een agenda; wel levert het gesprek genoeg input op voor randvoorwaarden en spelregels voor interbestuurlijk samenwerken.  

Scheid het ambtelijke en bestuurlijke 

Een belangrijk inzicht komt herhaaldelijk terug: scheid het ambtelijke van het bestuurlijke. Goed contact tussen ambtenaren kan erg helpen, juist als bestuurders met elkaar botsen.

‘Je hebt het ambtelijke netwerk en de bestuurlijke realiteit’, vat een aanwezige het samen. 

‘Neem de decentralisatie van jeugdzorg. Dat gesprek is te snel bestuurlijk gemaakt. Dan gaat het gelijk heel erg over de belangen. Waarom nemen we niet meer tijd om die gesprekken ambtelijk te voeren?’ 

‘Samenwerken is samen instappen. En geen uitkomsten voorleggen’

Een ander gesprek 

Aansluitend op dat punt, merkt een aanwezige op dat er al erg veel overlegd wordt.  

‘Neem het stikstofdossier. Daar is juist veel geïnvesteerd in overleg. Met iedereen. Op een gegeven moment moet er een keuze worden gemaakt en gecommuniceerd worden – hoe beladen het ook is.’ 

Iemand anders brengt daar tegenin: ‘We investeren veel in overleggen, maar die gesprekken draaien om belangen en inmenging, ze gaan over het besluit. We moeten een ander type gesprek voeren, over de uitvoering. Het moet niet alleen gaan over: ja of nee en hoe duur.’

Een aanwezige oppert: ‘We hebben eigenlijk een onafhankelijke voorzitter van zulke samenwerkingen nodig, bij voorkeur een wetenschappelijke of inhoudelijke partij. Het PBL bijvoorbeeld.’

Waarop een ander reageert: ‘Zelfs een wetenschappelijk bureau heeft een bepaald belang. Onafhankelijkheid bestaat niet echt.’ 

Opgave versus oplossing 

Naast het verschil tussen besluitvorming en uitvoering, wordt het idee van samenwerking uitgediept.

‘Samenwerken is samen instappen. En geen uitkomsten voorleggen’, zegt een aanwezige erover. 

Iemand anders vult aan: ‘De lessen van de coronacrisis hebben we nog niet uitgeplozen. Kijk naar de ToZo: binnen drie weken hebben we dat gerealiseerd. Alle belangrijke spelers waren bij elkaar en we benoemden de opgave in plaats van de oplossing. Een aantal randvoorwaarden is daarvoor losgelaten.’ 

De opmerking wordt genuanceerd door iemand anders. ‘Om een steen in de vijver te gooien: de ToZo is zonder tussenkomst van koepels geregeld.’

‘De aard en fase van een opgave bepalen hoe je een samenwerking inricht’, vult een andere aanwezige aan. ‘Soms is de VNG nog niet nodig, haak hen dan nog niet aan. De diversiteit in opgaven is heel groot. Regie past niet meer bij deze tijd, inzicht en overzicht wel.’

‘Regie is juist heel erg gevraagd’, reageert iemand. ‘Het gaat erom dat je met elkaar de opgave definieert.’ 

Reactie: ‘Maar dan heb je het over regie op een concreet inhoudelijk probleem. Niet op een heel domein.’

Zo laat de dialoog van 14 juni zich lezen als een reeks productieve meningsverschillen. Inzichten worden gedeeld en van nuances en tegenspraak voorzien. De aanwezigen kunnen elkaar in de kring aankijken, snel op elkaar reageren en met elkaar lachen. De sfeer is serieus, optimistisch en ontspannen. Het gesprek wordt afgesloten met een borrel. Inderdaad: heel anders dan WebEx. 

Zowel tijdens als na de zomer vinden, op verschillende niveaus, verdere sessies plaats over het verbeteren van de interbestuurlijke samenwerking.