Column Marijn de Vries: ‘Samen winnen is heerlijk’
Marijn de Vries startte een experiment: kun je nog topsporter worden op je dertigste? Dat experiment slaagde. Als voormalig professioneel wielrenster en Trouw-columniste schrijft de Vries voor Overheid van Nu een gastcolumn over samenwerken in de topsport. Daarmee trapt ze de reeks “Samenwerken is topsport” af.
Tijdens de Winterspelen in Beijing (4 tot 20 februari 2022) publiceert Overheid van Nu elke week een artikel met de geleerde lessen van (oud-)topsporters en hun coaches over samenwerken in de reeks “Samenwerken is topsport”. |
‘Hoeveelste ben je dan zélf geworden?’ Geen vraag is me zo vaak gesteld tijdens mijn wielercarrière als deze. Vaak wist ik het antwoord niet. En als ik het wel wist, dan moest ik zeggen: ‘Drieënzestigste.’ Of: ‘Honderdzevenenveertigste.’ En: ‘Het doet er ook niet toe, we hebben gewonnen, daar gaat het om!’ Ik was de wielrenster die ver voor de eindsprint al was afgehaakt. Die met een klein plukje andere rensters minuten na de winnares kwam binnendruppelen. Kletsend meestal, want hoe ik eindigde deed er toch niet toe.
Mijn finish lag vaak op vijf kilometer voor de finishlijn. Met totaal ontplofte benen liet ik me dan terugzakken, door het peloton. Je ziet het weleens op tv: een renner die ineens de benen stilhoudt, waardoor de rest er op topsnelheid omheen moet. Doe eens niet zo gevaarlijk! – denk je als argeloze wielerkijker vast op zo’n moment. Maar in het peloton weten ze dat dit gebeurt. Dit is zoals elke sprinttrein werkt: in de laatste kilometers haken alle wagonnetjes één voor één af, tot de sprinter alleen over is, in de laatste paar honderd meter.
In die zin is wielrennen maar raar. Je kansen om zelf de zege te pakken opofferen voor iemand anders – waarom zou je dat doen in een individuele sport? Je krijgt er zelf nauwelijks iets voor. Eigenlijk alleen waardering van je team. En van het peloton, als je een heel goede sprintvoorbereider bent. De besten in hun vak verdienen er ook aardig mee. Maar nooit zoveel als de sprinter zelf. En toch kiezen ze ervoor. Waarom?
Nou, ik was bijvoorbeeld van het type strijkijzer. Dat betekent: totaal geen sprinter. Maar ik kon wél lange tijd snoeihard op kop fietsen. Harder dan de meesten. Dus dat was mijn taak, als we een sprintwedstrijd reden: in de laatste kilometers zo hard rijden met mijn teamgenoten in het wiel, dat er niemand meer ontsnappen kon. Om er zeker van te zijn dat de massasprint die we met onze ploeg wilden, er ook daadwerkelijk kwam.
We waren er stuk voor stuk op getest: hoe lang kan jij op welke snelheid rijden? En daar werd de trein uit opgebouwd: de renster die een lange, maar weinig explosieve topsnelheid had (ik) was de locomotief. Ik reed me tot vijf kilometer voor de finish helemaal leeg. Daarna kwam de renster die wat minder lang maar wat explosiever was. Zij gaf van kilometer vijf tot drieëneenhalf alles wat ze had. Vlak voor de sprintster reed een renster die bijna net zo goed sprinten kon, en die óók nog eens goed in een hectisch peloton kon sturen – om de sprintster goed te lanceren op tweehonderd meter voor de meet. Een wagon kortom, die bijna net zo belangrijk was als de sprintster zelf.
Zonder ons, en zonder een perfecte uitvoering van onze taak, kon de sprintster haar werk vaak ook niet goed afmaken. Ze moest erop vertrouwen dat wij ons zonder dubbele agenda en onbaatzuchtig helemaal voor haar opofferden. Lukte dat, dan was de kans dat zij won heel erg groot. Het podium, de bloemen, de schijnwerpers, de financiële beloning: het kwam haar dan allemaal toe.
En wat kregen de andere wagonnetjes? Wat kreeg ik? Lang niet zoveel. Maar als ik het in mijn eentje had geprobeerd, met bijvoorbeeld een demarrage in de laatste kilometers, had ik helemáál niks gehad. Want zo werkt het in een sprintkoers: een ontsnapping op het laatste moment slaagt bijna nooit. En als strijkijzer wist ik dat ik de sprint ook niet winnen zou.
Dus dan maar samenwerken, voor een hoger doel. Jezelf wegcijferen. Omdat samen winnen heerlijk is. Dat ik dan zelf tweëndertigste, tachtigste of honderddertiende werd, interesseerde mij echt niet.
Biografie Marijn de Vries Marijn de Vries (1978) groeide op in Drenthe, studeerde geschiedenis en journalistiek in Groningen en woont momenteel in Zwolle. Van 2010 tot en met 2015 was Marijn professioneel wielrenster op het hoogste niveau, voor ploegen als Lotto-Soudal en Team Sunweb. Daarvoor was ze redacteur bij het televisieprogramma Holland Sport. Sinds 2013 is ze columnist voor onder andere Trouw. Ze maakt interviews voor Helden Magazine en organiseert fietsevenementen in Nederland en in het Spaanse Girona waar ze tijdens haar profcarrière in de winter woonde. Samen met Nynke de Jong schreef ze het veel verkochte boek Vrouw&Fiets, Handboek voor de fietsende vrouw. En ze is ambassadeur van Trek Benelux. |