‘Dan maak je beleid of wetten, waar een kloof met de praktijk in zit.’

Een spannende en belangrijke pilot, waarbij praktijkervaringen de politiek niet altijd goed lijken te bereiken. Dat was de vorige, voorlopige conclusie over de ‘Pilots Logeerzorg’. Hoe gaat dat nu, meer dan een jaar later? Lukt het al beter om praktijkervaringen richting de politiek te brengen? En blijkt logeerzorg een goede methode om mantelzorgers te ontlasten?

Factsheet opbrengsten pilot logeerzorg

Een spannende samenwerking tussen ministerie, zorgverzekeraars en tien gemeenten. Om samen te leren van de praktijk. Zo werden de Pilots Logeerzorg eind 2019 beschreven door Annemieke van Veen, projectleider van de pilot Zuidoost-Utrecht en Nils ter Braake, coördinator vanuit VWS. Bij “logeerzorg” verblijven ouderen die thuis met hun mantelzorger wonen, tijdelijk ergens anders. Om de mantelzorger te ontlasten.

Een halfjaar na dat eerste gesprek zouden we met hen terugkijken op de pilots. Alleen daar kwam iets tussen (corona). Nu dat ook alweer een jaar geleden is, werden we bij Overheid van Nu nieuwsgierig hoe het er nu voor staat. Dat bespraken we met Annemieke en met Susan Kraaijeveld, de nieuwe coördinator vanuit VWS.

In 1 minuut:

  • Bij logeerzorg logeert de verzorgde tijdelijk in een verpleeghuis. Zo wordt de mantelzorger ontlast.
  • In 2020 is geëxperimenteerd met structurele logeerzorg. In navolging van de pilots incidentele logeerzorg. Bij structurele logeerzorg is er sprake van dat iemand met geplande regelmaat logeert.
  • De uitkomsten van het onderzoek naar de pilots zijn positief: mantelzorgers voelen zich ontlast. Wel moet er flink ingezet worden op bekendheid met het product: weinig mantelzorgers kennen het en de behoefte is latent. 
  • De samenwerking tussen het ministerie en de pilots verloopt goed, doordat iedereen elkaar makkelijk weet te vinden. Daardoor kan het ministerie dingen kan regelen die de individuele pilots niet voor elkaar krijgen.
  • Vanuit de pilot Zuidoost-Utrecht is er nog steeds de wens dat er directer contact is tussen de werkvloer en de politiek, die uiteindelijk over het voortzetten van de pilots gaan beslissen

In april 2020 zouden we terugkijken op de eerste pilot logeerzorg. Maar toen kwam in maart corona. Welke invloed heeft dat gehad?

Annemieke: ‘De eerste pilot hebben we wat eerder af moeten ronden. Maar toen waren we gelukkig al bijna een jaar bezig en was er ook al besloten om een vervolgpilot te doen. Dat vervolg heeft even stilgelegen, maar hebben we vanaf het najaar kunnen starten.’

‘Je ziet wel dat veel mantelzorgers huiverig zijn vanwege corona, omdat de locaties vaak in verzorgingshuizen zijn. Maar sinds december lopen de aanvragen langzaam weer op.’

Voor mantelzorgers is het fijn om te weten dat er een moment aankomt waarop er ruimte ontstaat voor andere dingen

Hebben jullie inmiddels ontdekt of logeerzorg een goede manier is om mantelzorgers te ontlasten?

Annemieke: ‘Wat we zien is dat logeerzorg op individueel niveau ontzettend wordt gewaardeerd. Zelfs in de aanloop naar een verblijf heeft het al positieve effecten bij mantelzorgers. Voor hen is het fijn om te weten dat er een moment aankomt waarop er ruimte ontstaat voor andere dingen. Maar we zien ook nog steeds dat er nog veel drempels zijn om er gebruik van te maken.’

Susan: ‘Dat beeld komt heel duidelijk naar voren uit het onderzoek (zie onderstaande link, red.) dat we hebben gedaan. De meerwaarde is groot, voor de mensen die er gebruik van maken. Dat was de conclusie van de eerste pilot. Inmiddels zijn we bezig met de afronding van de tweede pilot, waarbij we hebben gefocust op het effect van structurele logeerzorg. Bij structurele logeerzorg wordt er met geplande regelmaat gelogeerd. Bijvoorbeeld een paar dagen per maand. Ook daar zien we positieve effecten voor de mantelzorgers.


Annemiek, in ons vorige gesprek vertelde je dat het beeld van het ministerie en de Tweede Kamer ‘behoorlijk kan schuren’ met het beeld van lokale uitvoerders. Je sprak daarbij de wens uit dat minister en Kamerleden praktijkervaringen ook uit eerste hand zouden horen. Is dat gebeurd in de tussentijd?

Annemieke: ‘Ik kan alleen voor mezelf spreken natuurlijk, maar dat directe contact heb ik niet gehad. Corona heeft daar deels een rol in gespeeld. Normaal gesproken hadden we april vorig jaar een afsluitende bijeenkomst gehad van de eerste pilot en daar zouden ook Kamerleden bij zijn. Wie weet was daar iets uit voortgekomen. Maar ik vraag het me wel af, moet ik eerlijk zeggen.’

Susan: ‘Ik weet wel dat er bijvoorbeeld een aantal werkbezoeken zijn afgezegd, vanwege corona. Dus dat directe contact tussen politiek en praktijk is daar minder van geworden. Het staat iedereen natuurlijk vrij om Kamerleden of de minister uit te nodigen. Als ambtenaar adviseer ik de minister, maar het hangt uiteindelijk af van de agenda en wens van de minister en Kamerleden. Het is niet heel gebruikelijk dat zij direct contact hebben met de pilots waartoe zij hebben opgeroepen.’

Wat mij betreft gaan we toe naar een samenwerking waarbij je elkaar even belt. Hoe gaat het daar nou in de praktijk?

Annemieke: ‘Dat is wel een goed woord. Het is ongebruikelijk. Wat mij betreft gaan we toe naar een samenwerking waarbij je elkaar even belt. Hoe gaat het daar nou in de praktijk? Straks komt er toch een mening van Tweede Kamerleden, maar is er voor mijn gevoel geen contact gemaakt met degenen die het uitvoeren. Dan ben je beleid of wetten aan het maken, waar een kloof met de praktijk in zit.’

Susan: ‘Bij de slotbijeenkomst van 3 maart waren de initiërende Kamerleden Vera Bergkamp (D66) en Sophie Hermans (VVD) aanwezig. Zij zijn met de organisatoren en deelnemers in gesprek gegaan en waren geraakt door de uitkomsten: dat het effect op mantelzorgers zo groot was.’

Annemieke: ‘Het was zeker fijn dat zij aanwezig waren. Hieruit spreekt hun betrokkenheid bij het onderwerp. Toch zou ik willen pleiten voor directer contact, bij voorkeur tijdens een pilot. Dat hoeven niet altijd werkbezoeken te zijn, het kan ook een telefoontje van een kwartier zijn. Bij een-op-een contact kan je veel beter doorvragen, dan tijdens zo’n bijeenkomst met een groot aantal aanwezigen.’

Hoe is de samenwerking tussen ministerie en gemeenten gegaan?

Annemieke: ‘Die samenwerking is sterk verbeterd. Ik voel me gesteund. De lijntjes met VWS waren ook bij de tweede pilot heel kort. Dit keer was een gesprek met VNG en Zorgverzekeraars Nederland snel geregeld, terwijl ons dat in de 1,5 jaar daarvoor niet lukte.’

Susan: ‘Van beide kanten is er hard gewerkt om de lijntjes kort te houden. We bellen elkaar als we vragen hebben of iets nodig hebben. Natuurlijk zijn er verschillende belangen en uitgangspunten. In de praktijk probeer je sneller iets uit, terwijl dat op landelijk niveau moeilijker is. Dan wil je bijvoorbeeld een cijfermatige onderbouwing hebben voordat je iets verandert. Maar ik merk ook dat het goed lukt om elkaars uitgangspunten te herkennen en erkennen.’    

Hoe gaat het verder vanaf hier? 

Annemieke: ‘De pilots zijn nu officieel afgesloten. De logeerzorg loopt op de meeste plekken door. Het is wel spannend hoe dit zich verder gaat ontwikkelen. Het liefst zien we dat er vanuit VWS opnieuw gelden beschikbaar worden gesteld om ervoor te zorgen dat we vanuit de afgelopen twee jaar kunnen voortborduren op onze ervaringen.’

Susan: ‘Er wordt nog onderzocht hoe de financiering voor logeerzorg structureel kan worden georganiseerd. Nu blijven afspraken soms uit. Onlangs is het Wetsvoorstel domeinoverstijgende samenwerking in consultatie gegaan. Die wet zou gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars de mogelijkheid bieden om financiële afspraken over de zorgdomeinen heen te maken. Dat zou de financiering makkelijker maken. Zorgkantoren kunnen dan ook meebetalen.’

Annemieke: ‘Ik denk dat zo’n wet heel hard nodig is. Voor de pilots en andere logeerzorginitiatieven duurt dat best lang als je nu moet onderzoeken hoe je de logeerzorg kan blijven aanbieden. Overbelaste mantelzorgers hebben geen jaren om te wachten op passende ondersteuning. Dat is best spannend. Gaat dat lukken en in welke vorm dan?’

Susan: ‘We zouden het heel mooi vinden als structurele logeerzorg in alle gemeenten onderdeel wordt van het palet van zorg en ondersteuning voor mantelzorgers. Het zou zonde zijn al deze mooie resultaten niet mee worden genomen in de ondersteuning van mantelzorgers.’