‘Huis van Thorbecke vraagt betere spelregels’
Dit artikel was oorspronkelijk gepubliceerd op 12 februari 2021 in magazine 'Verbinden en verbeteren' 01.
‘Op het eerste gezicht lijken wij misschien wel een lastige partner om afspraken mee te maken, want bij ons praten alle provincies continu mee’, concludeert Jan Herman de Baas lachend na een kleine 5 minuten. Hij is sinds september interim-directeur van het Interprovinciaal Overleg (IPO).
De afgelopen anderhalf jaar vroegen we regelmatig mensen die veel interbestuurlijk samenwerken, wat 1 van de 7 zekerheden van het Interbestuurlijk Programma (IBP) het meest voor hem of haar betekent in het kader van een actuele of urgente opgave. Vandaag verschijnt het laatste artikel in deze reeks. We spreken Jan Herman de Baas, interim-directeur bij het Interprovinciaal Overleg (IPO) over zekerheid 6: Eigen huis op orde.
Jan Herman de Baas mag dat zeggen. Voordat hij interim-directeur van het IPO werd, werkte hij voor ‘5 verschillende gemeenten, 4 provincies en 3 gemeentelijke samenwerkingsverbanden’, telt hij af op zijn vingers. Maar toch wel het langst voor provincies: 21 jaar, alles bij elkaar.
‘Interbestuurlijk samenwerken moeten we wettelijk borgen’
Twaalf meningen, één standpunt
‘Juist omdat ik nieuw ben bij het IPO is het eigen huis iets wat mij wel puzzelt en boeit’, legt De Baas uit. ‘Koepels zijn de schakels tussen de leden – of achterban – enerzijds, en de partijen met wie je zakendoet – het voorveld – anderzijds. De normale dynamiek is dat je als koepelbestuurder meer bezig bent met het voorveld dan met je eigen achterban.’
‘Wat nou typisch is, is dat dat bij het IPO écht anders is. Bij de VNG weet je dat nooit alle 354 gemeenten overal over kunnen meepraten. Maar twaalf provincies kunnen altijd aan tafel zitten. En in principe heb je dan altijd te maken met verschillende omstandigheden, visies en belangen. Dat maakt ook dat het moeilijker is om met een gezamenlijk standpunt te komen. En dan hebben we ook nog de gewoonte om met unanimiteit te werken’, licht De Baas toe.
En dat maakt dat het IPO soms best een lastige partner kan zijn om afspraken mee te maken. ‘Voor mij betekent “eigen huis op orde” dus nadenken over de vraag hoe wij intern kunnen oplijnen, om ervoor te zorgen dat je in het voorveld het goede kunt doen.’
‘Eigen huis op orde betekent: weten wat je intern moet doen, om in het voorveld het goede te kunnen doen’
Het duurt even, maar dan heb je ook wat
Het heeft ook een voordeel dat alle 12 provincies direct betrokken zijn. ‘Wij doen er soms wat langer over om een afspraak te maken, maar als die er eenmaal ligt, dan is daar ook veel bestuurlijk commitment voor. Dan weet je: we gaan hier niet meer bij weglopen.’
De Baas noemt de Regionale Energiestrategie (RES) als voorbeeld. De afspraak is dat alle 30 RES-regio’s samen 35 terawattuur (TWh) aan duurzaam opgewekte energie mogelijk maken. Het lijkt dat de regio’s dat gaan halen. Maar mocht dat niet zo zijn, dan komt er een verdeelsleutel aan te pas. Om te zorgen dat de opwek van die 35 TWh tóch wordt mogelijk gemaakt.
‘De andere koepels (VNG en Unie van Waterschappen, red.) waren al akkoord met de plannen voor die verdeelsleutel. Maar een aantal provincies kon er nog niet mee instemmen. Iedereen (alle provincies, red.) wist wel: we gaan hier niet bij weglopen. Dus enerzijds hebben we toegezegd dat we er hoe dan ook samen uit gaan komen.’
Maar, de provincies spraken óók af om het probleem niet op te lossen voordat het zich echt voordeed. ‘Als we nu naar de plannen kijken, lijkt het dat we die verdeelsleutel niet nodig hebben. Dan is het misschien ook nog niet nodig om er nu al zoveel bestuurlijke energie in te stoppen.’
Gebiedsopgave 3.0
Is Jan Herman de Baas dan kritisch op de RES?
In tegendeel: ‘Samen met de andere koepels willen wij met het nieuwe kabinet die RES-structuur nog een stapje sterker maken.’ Als het aan IPO, VNG en Unie van Waterschappen ligt, wordt niet alleen de energieopgave regionaal opgepakt, maar ook de dossiers op wonen, economie, en stikstof/ natuur.
‘Die complexe opgaven komen vaak op specifieke plekken bij elkaar. En dan kom je ook op het punt dat we ons van tevoren committeren aan welke opgave we daar gaan halen, op die vier domeinen.’
En, als we even teruggaan naar de zekerheid “eigen huis op orde”, betekent dat volgens De Baas dat we eigenlijk moeten herdefiniëren wat we bedoelen met dat “eigen huis”.
‘De vraag hoe we onze samenwerking moeten organiseren, is belangrijker dan de vraag: wie heeft welke taak?’
Interbestuurlijk samenwerken wettelijk borgen
‘De conclusie van vier jaar interbestuurlijk samen aan dossiers werken, is misschien wel: als je echt denkt vanuit het principe van één overheid; dan is het huis van Thorbecke als geheel het huis dat wij op orde moeten hebben.
En dat is nu niet het geval, vindt De Baas: ‘Nee, wij hebben het huis van Thorbecke niet goed op orde. En daardoor kunnen we in samenwerkingen ook niet goed aan de start verschijnen. Dat zit zowel in de financiële verhoudingen als in democratische legitimiteit.
Volgens De Baas moet naar twee dingen gekeken worden. Ten eerste: ‘Eigenlijk zijn sommige decentralisaties te onbezonnen gedaan. We moeten dus – opnieuw – kijken naar de vraag: wie gaat waarover en wie heeft welke taak?
En daarnaast moet het interbestuurlijk samenwerken beter, en wettelijk, worden geborgd, stelt De Baas. ‘Tot nu toe was de gedachte, als we maar duidelijk afbakenen dat iedereen een eigen plek, en eigen instrumenten en financiën heeft, komt het goed.’
‘Maar dat is niet genoeg. We moeten wettelijk ook regelen hoe je dat samenwerken nou eigenlijk doet: Hoe organiseer je in interbestuurlijke samenwerking mandaat en democratische borging? Grote opgaven vragen een interbestuurlijke aanpak. Je moet dus kunnen spelen met de taakverdelingen in het huis van Thorbecke. Daarvoor hebben we graag betere spelregels.’