'Ambtenaar wil zich verdiepen, maar heeft geen ruimte'
Dit artikel was oorspronkelijk gepubliceerd op 12 februari 2021 in magazine 'Verbinden en verbeteren' 01.
Wat willen, kunnen en doen onze ambtenaren in een toenemend gespannen samenleving? Geëmotioneerde burgers kijken met argusogen naar de overheid en komen in opstand. En die overheid probeert crises en affaires te bezweren maar begrijpt niet goed wat de burger raakt en beweegt.
Prof. dr. Gabriël van den Brink, bestuurskundige en filosoof, waardeert het ethos van de Nederlandse overheidsdienaar. ‘Maar wil je zo’n toeslagenaffaire in de toekomst voorkomen, dan moet je ook jezelf als mens in het spel kunnen brengen.’
Hartverwarmend en prachtig
Gabriël van den Brink raakte in de loop der jaren gespecialiseerd in de wisselwerking tussen burger en overheid. We vragen hem ter voorbereiding op dit vraaggesprek onze Overheid van Nu-serie te lezen over de Friese energiecoöperatie Wijnjewoude Energie Neutraal (WEN) - zie ook het Wijnjewoude-verhaal in dit magazine. Daarin volgen we de wederwaardigheden van initiatiefnemer en coöperatievoorzitter Pieter de Kroon (69).
Hij heeft vaak te maken met ambtenaren, die hem nu eens dwarsbomen en dan weer helpen bij zijn ambitie om het dorp Wijnjewoude in 2025 geheel energieneutraal te hebben. Maar hij heeft ook het nodige te stellen met bijvoorbeeld de boeren die hij voor het aanschaffen van een mestvergister wil winnen – de een raakt enthousiast, de ander richt een actiegroep op die fel anti is.
‘Hartverwarmend. Prachtig dat dit gebeurt’, zegt Van den Brink. ‘Lange tijd moesten dergelijke initiatieven alleen maar tegen de stroom inroeien. Het gaat, zoals we kunnen lezen, nog steeds niet perfect. Maar het is niet langer vreemd om als burger een energiecoöperatie op te zetten en het project is uiteindelijk door gemeente en provincie omarmd. Burgemeester Ellen van Selm begrijpt haar rol goed – zij brengt partijen bijeen.’
Tussen gevoel en verstand
‘De casus WEN illustreert de vele spanningen in de relatie tussen overheid en burger’, doceert Van den Brink. ‘Zo heb je aan de ene kant de burger, die primair vanuit het hart leeft en handelt. Hij neemt initiatieven omdat hij voelt dat het moet, zoals Pieter de Kroon. Of hij wordt boos omdat hij tegen een bepaalde verandering is, zoals de actievoerende boeren.’
‘Verstaat de overheid deze burgers eigenlijk wel? Dat is moeilijk voor ambtenaren in een bureaucratie, die rationeel, neutraal en cijfermatig functioneert. We zien in toenemende mate botsingen tussen gevoel en verstand.’
‘De acties van groepen zoals Viruswaanzin, of de boeren die niets moeten hebben van een mestvergister, berusten zelden op goed onderbouwde of redelijke argumenten. Maar nog een keer uitleggen hoe het eigenlijk zit, zoals je misschien zou willen, heeft geen zin. Wat moet je als overheid dan wel doen?’
‘Nog een keer uitleggen hoe het eigenlijk zit, heeft geen zin’
Waarom heeft de ambtenaar het moeilijk met het goed verstaan van de burger?
‘Ambtenaren gaan heel gewetensvol om met hun taak: het dienen van de publieke zaak. Ze willen graag praktisch handelen en oplossingen vinden. Ze zijn eigenlijk heel protestants en pragmatisch. En streng, want: regels zijn regels. Niet alleen voor de burger, een ambtenaar betrekt dat ook op zichzelf. Spelen met regels wordt al snel opgevat als sjoemelen.’
‘Dat gewetensvolle is een groot goed - en lang niet vanzelfsprekend als je naar andere landen kijkt. Maar het kan ook blokkades opwerpen. Soms verzucht je als burger: wees eens wat katholieker. Wat meer naar de geest, minder naar de letter.’
‘Ook dat pragmatische is vaak een zegen. Waar zijn we goed in? Dijken bouwen, wegen aanleggen, rekeningen betalen. Allemaal belangrijk. Maar ook hier is er een keerzijde: alles wat te maken heeft met fantasie, verbeelding, versiering, wordt gewantrouwd. De gedachte is dan meteen: werkt dit wel? Is het wel nodig? En wie betaalt dit?’
‘Als ambtenaar vraag je maar heel zelden: waarom doe ik dit eigenlijk allemaal?’
In het hart van mensen
Drie jaar geleden richtte Van den Brink samen met Ad Verbrugge de Filosofische School Nederland (FSN) op. Ze ontvangen daar onder meer topambtenaren die er meerdere dagen verblijven om zich in filosofie en zingeving te verdiepen.
‘We laten wel eens speelfilms zien. Na een paar minuten haakt menigeen af. Waarom? Wij kijken geen films, is dan het antwoord. Dat kan natuurlijk. Maar… dan weet je ook niet wat in het hart van heel wat burgers leeft. Want die kijken – op heel grote schaal – wel naar zulke films of tv-series. En daarin wordt toch een stuk maatschappelijke verbeelding zichtbaar. Door niet te kijken, komen ambtenaren dus ook niet te weten wat er gevoelsmatig in de maatschappij speelt.’
Waarom komen ze naar de Filosofische School?
‘De behoefte aan zingeving is zeker aanwezig – de meeste van onze cursisten komen uit vrije wil. Ze willen zich heel graag verdiepen. Maar ze zijn vaak zo met allerlei urgente zaken bezig dat ze aan die zingevingsvragen niet meer toekomen.’
‘Wij proberen voor meer ruimte in hun hoofd te zorgen, zodat ze nieuwe denkbeelden kunnen toelaten en weer zelf gaan denken. Bij de overheid werk je meestal in een uitvoeringsorganisatie. Je bent vooral bezig met hoe bepaalde middelen worden gebruikt. Je vraagt eigenlijk nooit: waarom of waartoe doen we dit allemaal? Wat vinden mijn eigen hoofd en hart nu van wat ik aan het doen ben?’
‘Het niet of te weinig stellen van die vraag kan verschrikkelijke gevolgen hebben – zie de toeslagenaffaire. Had men het niet door? En indien wel, was het mogelijk om onacceptabele zaken aan de orde te stellen? Het is heel belangrijk dat er op dat vlak meer ruimte is. Dat je de moed kunt opbrengen om die vragen te stellen.’
‘Dat soort thema’s bespreken we dus. Wat is moed? Wat is moraliteit? Hoe past dit in het overheidsapparaat? Moet dat meewegen in besluitvorming?’
‘Verbaal neemt men van alles over, maar qua handelen verandert er eigenlijk niets’
U bent nu drie jaar bezig met deze school…
‘Nou, met deze vraagstukken ben ik al bezig sinds 2005.’
Goed: wat is er tussen 2005 en 2020 veranderd?
‘Eigenlijk niets. De deelnemers aan onze cursus gaan na een aantal dagen vaak geïnspireerd terug naar het werk. Maar het leervermogen van overheidsinstellingen als zodanig lijkt wel 0,0. Verbaal neemt men van alles over, maar qua handelen verandert er eigenlijk niets.'
'Het is eigen aan grote organisaties zoals UWV, Belastingdienst en dergelijke. Je ziet het keer op keer gebeuren. De routines van dergelijke instellingen liggen grotendeels vast. Individuele medewerkers breken daar haast niet doorheen. Behalve als er acute nood is. Zo zag je de afgelopen tijd dat men bij UWV en in de zorg in no time dingen voor elkaar kreeg die anders onmogelijk waren geweest of jaren zouden hebben geduurd.’
Maar er is in deze tijd toch veel meer ruimte voor bijvoorbeeld burgerinitiatieven?
‘Dat speelt zich voornamelijk op lokaal, hooguit regionaal, niveau af. Maar hoe dichter je bij de grote uitvoeringsorganisaties komt, hoe meer alles in de greep komt van een grote machinerie die alles vermaalt.’
Verandert er echt niets?
‘Ja het idioom verandert. Maar ik let niet op de woorden die worden gebruikt, ik kijk naar het gedrag.’
‘Ambtenaren moeten meer rekening houden met de lichamelijke dimensie van het leven’
Nu over de polarisatie. Die lijkt toe te nemen. Toch zie je, vanuit interbestuurlijk perspectief, overal ronde tafels, deals die worden gesloten en samenwerking tussen overheden en maatschappelijke organisaties. Is die polarisatie wel aan de hand?
‘Je moet onderscheid maken tussen publieke opinie en sociale realiteit. In de alledaagse realiteit gaat veel goed. Burgers zetten energiecoöperaties op, bedrijven creëren kansen, overheden bedenken wetten waardoor mensen het beter krijgen. Dat is allemaal reëel. Alleen, het levert geen spannende verhalen op.’
‘De media brengen die spannende verhalen juist wel. Nieuws is meestal dramatisch van aard. Het gaat vaak over de strijd tussen voor- en tegenstanders. De zucht naar spanning en sensatie is inherent aan de publieke opinie. In de sociale media komt dat extra sterk tot uiting.’
‘Het moeilijke punt is dus dat het in dagelijkse leven best goed gaat, maar dat de publieke opinie toch doorwerkt en voor een sfeer van wantrouwen zorgt. Daardoor kan het zomaar gebeuren dat een aantal boeren niet wil praten over die mestvergister van Pieter de Kroon, omdat ze De Kroon en diens initiatief zien als onderdeel van een groot complot om boeren kapot te maken. De tendens is dat realiteit en publieke opinie steeds meer door elkaar gaan lopen.’
Wat kan de overheid in deze constellatie doen?
‘Zoals Pieter de Kroon zelf heeft moeten leren: je mag niet alleen zenden. Je moet ook kunnen luisteren. Laat zien dat het je ernst is. Breng jezelf als mens in het spel. Maak contact. Kom achter dat scherm vandaan en herwin het vertrouwen.’
‘Mijn advies aan de overheid van straks is: houd meer rekening met de lichamelijke dimensie van het menselijke leven. De digitale sfeer is voor veel dingen goed. Maar ze sluit niet aan bij de rijkdom en vitaliteit van ons bestaan. En we willen die rijkdom en vitaliteit recht doen - of niet soms?’