Lievingerveld deel 2: ‘We voelden ons voor het blok gezet’
Vorige maand schreef Overheid van Nu over Lievingerveld, de Beilense wijk ‘waar (bijna) alles mag’. In dat artikel spraken we met de gemeente Midden-Drenthe over hun samenwerking met onder andere de provincie Drenthe en natuur- en milieuorganisaties, die soms best ingewikkeld was. We legden Judith van den Berg, werkzaam bij de Natuur en Milieufederatie Drenthe (NMF Drenthe), het artikel voor en vroegen haar hoe zij de samenwerking heeft beleefd. ‘Het had geholpen als de gemeente ons eerder had betrokken. Voor het plan was opgesteld.’
In 1 minuut:
|
Niet netjes, wel goed contact
In 2017 krijgt de Natuur en Milieufederatie Drenthe het voorontwerp van het bestemmingsplan voor Lievingerveld toegestuurd met het verzoek om een eventuele reactie. Een verrassing, geeft Van den Berg aan.
‘Het kwam echt uit de lucht vallen voor ons. En we moesten via de pers vernemen dat de gemeente al bezig was met het registreren van interesse van mensen die daar wilden gaan wonen. Er was al een website met daarop een ronkend verhaal. Terwijl je eigenlijk nog in een voorstadium van het bestemmingsplan zat. Dat vonden we niet juist.’
NMF Drenthe was, net als Natuurmonumenten en Het Drentse Landschap, van mening dat Lievingerveld niet de juiste locatie was voor de nieuwe woonwijk. En schreef daarop een stevige reactie, die ook op de mail naar de pers werd gezet.
Van den Berg: ‘Dat doen we bijna nooit bij dit soort procedures. Maar in dit geval kozen we er bewust voor, omdat we ons voor het blok gezet voelden. We stonden toen vrij stevig tegenover elkaar.’
‘Er was al een website, een ronkend verhaal. Terwijl we nog in een voorstadium zaten.’
Paardenmiddel
Het lijkt misschien een paardenmiddel, maar het had wél effect. De gemeente schrok en nodigde de natuurorganisaties gelijk uit voor een gesprek. Er kwam een tweede voorontwerp waarin aan een aantal bezwaren van de natuurorganisaties tegemoet was gekomen. Zo’n tweede voorontwerp is niet gebruikelijk, legt Van den Berg uit.
Eind goed, al goed? Niet helemaal. Het belangrijkste argument van de natuurorganisaties – dat er een bebouwingsvrije zone van tenminste 40 meter moest komen langs de beek, om overstroming mogelijk te maken bij extreem weer – bleek niet bespreekbaar.
Van den Berg: ‘Dus zijn we in beroep gegaan bij de Raad van State. Dat was in 2018. Na het eerste voorontwerp was er redelijk wat verbeterd, maar in het ontwerp waren er geen wijzingen meer. Het was nog niet voldoende. We hebben nog ingesproken bij de raad, maar dat hielp ook niet.’
Op de vraag of een dergelijk beroep geen bom onder de samenwerking legde, is Van den Berg duidelijk:
‘Nee. We hebben steeds goed contact gehouden met Roelof [Engbers, gebiedsregisseur bij de gemeente Midden-Drenthe, red.]. Voor we het beroep indienden hebben we hem ook gebeld en gezegd: dit zijn we van plan. Maar we willen met jullie in gesprek. We doen dit alleen omdat we, als we dit niet doen, geen middelen meer hebben [om bezwaar te maken tegen het bestemmingsplan, red.].’
Opnieuw in gesprek
Door het ingediende beroep kwam het gesprek met de gemeente toch weer op gang. De noordelijke hoek van het beekdal wordt nu niet uitgegeven voor woningen. Ook ligt er een belofte dat de natuurorganisaties mogen meepraten over de invulling van de visie op natuurontwikkeling in combinatie met de wateropgave in het gebied.
Van den Berg: ‘Die uitwerking loopt nog steeds, al schiet het wat ons betreft nog niet echt op. De gemeente is de initiatiefnemer, maar zou er meer aan moeten trekken.’
Een verklaring daarvoor ligt volgens haar deels bij corona, maar ook bij wie aan tafel zit bij de gesprekken:
‘Het komt ook omdat de gemeente hier eigenlijk niet echt kennis heeft, over dit soort gebiedsontwikkeling. Dat ligt meer bij het waterschap en de provincie. Het waterschap is betrokken, maar vanuit de provincie is alleen een landschapsarchitect betrokken. Natuur- en waterontwikkeling is echt een andere expertise.’
Nog steeds vragen
Ook heeft Van den Berg nog steeds vragen. Met name over hoe de provincie tegenover het project staat. Want, geeft ze aan, er was al provinciaal beleid dat er in principe niet in beekdalen zou worden gebouwd op het moment van het haalbaarheidsonderzoek (2012) en het vaststellen van de Visie op Beilen (2013). Toch heeft de provincie met dit plan ingestemd.
Je mag verwachten dat ook de gemeente die visie had moeten kennen, zegt Van den Berg, anders dan de uitspraken van Van der Laan in het artikel doen vermoeden.
‘In principe gaat de provincie in tegen haar eigen beleid. Dit vind ik onbegrijpelijk, zeker nu vanwege klimaatverandering steeds meer ruimte voor water noodzakelijk is.
Met het oog op de toekomst wil ze de provincie dan ook graag meegeven: ‘Als je beleid hebt gemaakt, moet je hier ook voor staan.’
Als je beleid hebt gemaakt, moet je hier ook voor staan.
Eerder de natuurorganisaties meenemen
Al met al heeft het hele proces veel tijd gekost. Met resultaat, in dit geval, maar NMF Drenthe kan niet in elk bestemmingsplan zoveel tijd steken, geeft Van den Berg aan. ‘Dan hebben we een probleem’.
Ze wil de gemeente dan ook meegeven dat het had geholpen als zij de natuurorganisaties in een eerder stadium hadden meegenomen. Vóór het plan was opgesteld. En hoopt dat ze dat ervan geleerd hebben.
Van den Berg: ‘De gemeente heeft denk ik zelf ook onderschat hoeveel je bij bewoners kunt neerleggen en hoeveel tijd het kost. Dat lees je ook in dat artikel. Wij merkten ook dat bewoners ons gingen bellen, omdat ze behoefte hadden aan ondersteuning, bijvoorbeeld advies over duurzaam bouwen.’
Maar belangrijker nog wellicht, is de locatiekeuze. Van den Berg wil de gemeente op het hart drukken in het vervolg beter te kijken naar de locatie voor grond wordt aangekocht.
‘Als je voor zo’n plan kiest, moet je dat niet doen op zo’n kwetsbare plek, wat ons betreft.’
Dit artikel is het tweede deel van onze serie over Lievingerveld. Het eerste deel is hier te vinden. In deel drie spreken we met de Provincie Drenthe over hoe zij de samenwerking hebben beleefd. |