Hoe creëer je een samenwerking die er niet is?

Valkenburg aan de Geul is een van de plekken waar de bevolkingscijfers het hardst dalen. Carlo Vankan is daar wethouder. We spreken hem op het oudste nog bestaande station van Nederland. Hoe creëerde hij uit het niets een samenwerking met andere gemeenten, om gezamenlijk “krimp” hoger op de agenda te krijgen? ‘Vanuit mijn positie moet je constant op zoek naar medestanders.’

Carlo Vankan
In de serie #hoedan verdiept Overheid van Nu samen met de VNG het model voor multi-level governance van de NSOB vanuit de praktijk. Hoe pak je grote maatschappelijke opgaven met elkaar op, vanuit het perspectief van een gemeente?

De gezamenlijke opgave: bevolkingsdaling landelijk agenderen als kleine gemeente

‘Waar het in de Randstad gaat over bouwen, bouwen, bouwen, hebben we hier te maken met dalende bevolkingscijfers. Alleen: ik ben ook maar een eenvoudige wethouder van Valkenburg aan de Geul. In mijn eentje krijg ik dat nooit serieus op de nationale agenda.’

‘We zijn natuurlijk niet de enige gemeente die te maken heeft met bevolkingsdaling. In die zin is de opgave gezamenlijk. Alleen: er is geen verband voor. De gezamenlijkheid moest ik dus zelf opzoeken.’


Even tussendoor, waarom is krimp eigenlijk een vies woord?
‘Omdat het meteen met achteruitgang wordt geassocieerd. Ik heb het over dalende bevolking, omdat je dan ook kunt zeggen: we ruimen de troep op en laten kwaliteit staan, waardoor het landschap weer veel mooier wordt. In een leegstaande kerk of school kun je mooie, betaalbare appartementen plaatsen. Waarmee je mensen een mooiere woning kunt bieden, voor minder geld.’
 

Met wie ben je hiermee aan de slag gegaan?

‘Doordat ik nu in mijn tweede termijn als wethouder zit, heb ik meer ruimte om deel te nemen aan verschillende bestuurlijke overleggen. Zo zit ik nu in de VNG-commissie ruimte, wonen en mobiliteit. In het begin hoor je een tijd aan wat er zoal wordt besproken. Op een gegeven moment ga je wat punten inbrengen vanuit een ander perspectief en zie je een paar mensen instemmend knikken. Dan zie je op iemands naambordje dat die wethouder in Terneuzen is en stap je in de pauze op elkaar af.’

‘Zo is er naar verloop van tijd een informeel verband ontstaan met wethouders uit Terneuzen, Harlingen, Oost-Drenthe en Oost-Groningen. Uiteindelijk heb ik voorgesteld om daar echt een krimpgroepje van op te maken.’

Wat hebben jullie tot nu toe bereikt?

‘Dat krimp überhaupt hoog op de agenda staat bij de VNG. We hebben nu voor elkaar dat in elke commissie van de VNG, een wethouder is aangewezen om het perspectief van een krimpgebied in te brengen. Bij elk advies dat de VNG geeft, kijkt nu iemand door die bril mee.’

‘Dat is een maatregel die ook blijft als ik straks weg ben.’ Hij lacht: ‘Een goede politicus maakt zichzelf immers overbodig.’

Hoe hebben jullie de samenwerking vormgegeven?

‘Dat is nog steeds redelijk informeel. We zorgen dat we elkaar altijd zien rondom vergaderingen. We hebben vooral heel veel geluk dat we van Inge Bruijns van de VNG ambtelijke ondersteuning krijgen. Zij is echt de smeerolie van het groepje, zonder haar zou het niet lukken.’

‘Zij scant de agenda’s van vergaderingen om te kijken of er nog punten op staan die met krimp te maken hebben en attendeert ons daarop. En ze schrijft de beleidsnota’s als we een bepaald punt willen maken. Dat “goed opschrijven” is vaak niet het sterkte punt van wethouders. Dat maakt dat we als relatief informeel verband toch heel goed kunnen functioneren.’
 

Welke tip heb je voor wethouders die eenzelfde soort samenwerking willen creëren?

 ‘Mijn voorkeur zit in nog steeds in de lokale politiek, maar ik heb wel geleerd dat je met dit soort vraagstukken niet verder komt als je de samenwerking niet opzoekt. Eigenlijk is medestanders vinden nog het makkelijkst. De crux zit in het meekrijgen van mensen die niet hetzelfde probleem ervaren.’

Hoe doe je dat dan?
‘Het blijven herhalen van je boodschap, maar wel met een glimlach. Het is de kunst dat je niet zeurderig overkomt, je moet zorgen dat mensen geen hekel aan je krijgen. En geven en nemen. Ook voorstellen steunen waar je zelf niet per se wat aan hebt. Elke keer weer naar die vergadering gaan, in plaats van alleen komen kijken als je zin hebt of zelf iets in wilt brengen.’

Carlo Vankan sluit af met een overwinning, vers van de pers. ‘Ik weet nu bijvoorbeeld dat er straks impulsgelden komen vanuit ministeries (Besluit Woningbouwimpuls 2020, red.) om bouwprojecten vlot te trekken. Wij hebben kunnen zorgen dat transitietrajecten hier ook voor in aanmerking komen. En dat je ook als regio vijf projecten van 100 woningen kan indienen, in plaats van één traject met 500 woningen. Als je alleen zegt: ik vind 500 woningen te veel, ik wil 100 woningen, dan wordt het niks. Je moet wel meedenken over een alternatief. Met alleen maar nee zeggen, ga je de wedstrijd nooit winnen.’