Met een plan onder de arm de gevangenis in

Nederland is één van de weinige landen ter wereld met een ‘lopend vonnis’: wie door de rechter is veroordeeld tot gevangenisstraf, mag soms thuis afwachten tot de oproep komt om de detentie uit te zitten. Maar vaak moeten deze zogeheten zelfmelders lang wachten op die oproep. En wordt pas tijdens detentie nagedacht over hun terugkeer in de samenleving. Pilot zelfmelders 3Noord pakt het anders aan: de aangesloten gemeenten maken, samen met de veroordeelde, vooraf een plan. Dit moet de impact van de gevangenisstraf en de kans op terugval verkleinen.

Een straatcamera hang aan een muur

Hoe dat precies werkt? Monique Dijkstra, staffunctionaris ketensamenwerking bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en Homme Jan Heida, procesregisseur AVZ-Actiecentrum Veiligheid en Zorg Groningen leggen het uit.

In 2022 schreven we opnieuw over pilot 3Noord om te kijken hoe het nu gaat. Ook dat lezen? Dat kan hier: 'Hoe gaat het nu met Zelfmelders 3Noord'

In 1 minuut:

  • 3Noord is één van de pilots binnen het programma Koers en Kansen van het Ministerie van Justitie & Veiligheid.
  • Het is een samenwerkingsverband tussen 42 gemeenten in Friesland, Groningen en Drenthe, en de penitentiaire inrichtingen (PI’s) Veenhuizen en Leeuwarden.
  • De pilot richt zich op mensen die door de rechter zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf en thuis wachten tot zij zich moeten melden om die straf uit te zitten.
  • De gemeente benadert de zelfmelders en maakt met hen een plan om hen zo goed mogelijk te laten terugkeren in de samenleving na hun straf. Dit moet de impact van de detentie beperken en, uiteindelijk, het recidivecijfer terugdringen.
  • In eerste instantie richt de pilot zich op zelfmelders met een straf korter dan een jaar.

Detentieschade beperken

Dijkstra wil het maar gezegd hebben: pilot Zelfmelders 3Noord verandert niets aan de duur van de opgelegde straf. Wie door de rechter veroordeeld is tot gevangenisstraf, moet deze straf uitzitten.

Maar hoeveel negatieve impact de straf heeft op het leven van de veroordeelde na detentie – ook wel detentieschade genoemd – kan wél verschillen. Zeker als je lang moet wachten op de oproep om je te melden, kan de straf veel invloed hebben op wonen, werk en het gezinsleven. Soms loopt de wachttijd namelijk wel op tot drie jaar.

Dijkstra: ‘Misschien heb je in de tussenliggende periode (tussen veroordeling en oproep, red.) net je leven weer op orde. Dan kan de detentieschade groot zijn. Wij kijken hoe we die schade kunnen beperken.’

Zelfmelders?
Een zelfmelder is iemand die door de rechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf, maar thuis mag wachten op de oproep om zich te melden in de gevangenis. Of iemand daarvoor in aanmerking komt, wordt bepaald door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) in opdracht van het Openbaar Ministerie. Het aantal zelfmelders verschilt daarom per gemeente. Mocht de veroordeelde zich niet melden op de aangegeven datum, dan zal arrestatie volgen.

Vakantiedagen inzetten

Maar hoe werkt dat in de praktijk?

Dijkstra geeft een voorbeeld. ‘Stel je moet vier maanden zitten. In de oude situatie werd pas tijdens de detentie een plan gemaakt. Op het moment dat alle instanties zijn aangehaakt en er een plan ligt, zit je straf er al bijna op. Daarom maken we nu aan de voorkant het plan en bekijken: wat moet je doen tijdens detentie om terug te keren als de straf erop zit?’

Dat hoeft volgens haar niet ‘groots of meeslepend’ te zijn. Zoiets simpels als in overleg met de werkgever vakantiedagen inzetten voor de strafperiode, kan al veel verschil maken. Zodat iemand in dienst kan blijven tijdens de gevangenisstraf. Of afspraken maken over zorgverlening, als de veroordeelde ook mantelzorger is.

Wat er daadwerkelijk wordt vastgelegd in het plan, verschilt per persoon. Want elke situatie is weer anders. Wel krijgt elke zelfmelder het aanbod mee te doen aan de pilot. Om een beeld te geven: in de eerste negen maanden van 2019 hebben 213 zelfmelders in Noord-Nederland te maken gehad met de pilot. Bij zestig procent daarvan is ook daadwerkelijk actie ondernomen.

Heida: ‘We zien een groep die de post niet opent. Maar we zien ook een groep die zich juist heel veel zorgen maakt. Mensen die weten dat ze hun straf moeten ondergaan, maar ook bang zijn voor de consequenties. Zij vinden het heel prettig dat we op deze manier werken.’

De aanpak ‘aan de voorkant’ is uniek in Nederland.

Niet heel aaibaar

In de pilot werken gemeenten samen met penitentiaire inrichtingen (PI’s), maar ook met bijvoorbeeld de reclassering, het sociaal team/wijkteam en de wijkagent. Die hebben de zelfmelder vaak ook al op de radar en kunnen bovendien helpen bij het maken en naleven van afspraken.

Ondertussen is er in alle gemeenten, maar ook bij justitie, aandacht voor zelfmelders, geeft Heida aan met enige trots. En zijn bijna altijd meerdere partijen betrokken, waar voorheen nog veel vanuit het eigen hokje werd gewerkt.

Het aanhaken van al die partijen was echter niet vanzelfsprekend.

‘We hebben in het eerste jaar echt geïnvesteerd om iedereen mee te krijgen. Want onze doelgroep is niet heel aaibaar. Als je, bij wijze van spreken, kunt kiezen om een zwangere tiener of een ex-gedetineerde te huisvesten, wie kies je dan?’

‘Bovendien vragen we een zeker commitment. Gemeenten moeten wel waar kunnen maken wat ze beloven. Wij kunnen bijvoorbeeld wel behoud van huisvesting beloven, maar dat moet wel kunnen. Het vraagt echt om maatwerk.’

Als je kunt kiezen om een zwangere tiener of een ex-gedetineerde te huisvesten, wie kies je dan?

Niet met 42 gemeenten aan tafel

Dat komt ook omdat de verschillen per gemeente groot zijn, geeft Heida aan. De stad Groningen kent zo’n tachtig zelfmelders per jaar, een dorp misschien maar één of twee. Daar staan zelfmelders, en daarmee de pilot, minder prominent op de agenda. Terwijl wanneer de aantallen groter zijn, het gemakkelijker is een werkwijze te ontwikkelen omdat het vaker voorkomt.

Heida: ‘Groningen, Friesland en Drenthe doen het allemaal anders en de gemeenten onderling maken soms ook andere keuzes. Maar de basis is goed. We hebben nu een projectgroep met de drie provincies, waarin we bespreken hoe het ervoor staat en welke knelpunten er zijn. De provincies zorgen zelf weer dat de informatie bij hun gemeenten terechtkomt. Want met 42 gemeenten aan tafel gaan, dat is niet werkbaar.’

Ook het samenwerken met de verschillende ketenpartners kan ingewikkeld zijn, geeft Heida aan.
‘Natuurlijk zijn er botsende belangen. De gevangenis heeft primair als opdracht om mensen vast te zetten en de maatschappij te beschermen. Een sociaal team richt zich juist op hulpvragen van burgers. Als we alleen mensen zouden benaderen vanuit hun hulpvraag, dan zou niemand meer in detentie komen en een straf ondergaan. Dat kan gewoon niet. Koppelingen maken tussen al die belangen, daarin zit de uitdaging. Maar ook de kracht.’

Dijkstra: ‘Je moet oog hebben voor de issues die spelen in organisaties. Dat was wel een les voor ons. Wat voor de DJI peanuts lijkt, kan voor een gemeente heel belangrijk zijn. Daar hebben we het in de kerngroep over. Oog en oor hebben voor elkaar, dat is de kern van samenwerken.’

Binnen de reguliere structuren blijven

En in de toekomst?

Dijkstra: ‘We willen nog beter worden in wat we doen. En we denken ook na om verder te kijken dan alleen zelfmelders, bijvoorbeeld arrestanten (die normaliter gelijk vastgezet worden bij arrestatie, red.).’

Heida vult aan: ‘Maar dat is echt nog iets voor de toekomst, waarin gefaseerde detentie misschien een oplossing kan zijn. Het liefst blijven we zoveel mogelijk binnen de reguliere structuren. Niet zoveel mogelijk nieuwe dingen verzinnen, maar vooral koppelingen maken die het proces makkelijker en soepeler maken.’

Dijkstra: ‘We blijven ons voor deze doelgroep inzetten. Want het gaat om hen, niet om het project.’