Column: Financiële verhoudingen volgen de bestuurlijke. Maar dat is al een tijdje niet meer waar.
Het is inmiddels ruim twintig jaar geleden dat de Financiële verhoudingswet (Fvw) integraal is herzien. Sindsdien zijn zowel de bestuurlijke verhoudingen als de maatschappelijke opgaven veranderd. De financiële verhoudingen zijn niet voldoende mee veranderd met de bestuurlijke. In de tussenrapportage signaleert de studiegroep dat er ‘spanning ontstaat tussen ontwikkeling van de (veronderstelde) mate van beleidsvrijheid en de manier waarop taken bekostigd zijn. Er lijkt sprake van een tegengestelde beweging door de beleidsvrijheid steeds verder in te perken, maar wel te streven naar bekostiging via vrij besteedbare middelen via het gemeente en provinciefonds’.
Sociaal domein
Dat zien we bij de grote decentralisaties in het sociale domein. Inwoners van de gemeente kunnen een beroep doen op de wet maatschappelijke ondersteuning, de participatiewet en de jeugdzorgwet. Deze wetten regelen dat inwoners hulp kunnen krijgen van de gemeente, wanneer zij inkomensondersteuning, begeleiding of zorg nodig hebben. Het mantra is dat gemeenten dat met maatwerk kunnen doen, dus veel beleidsvrijheid hebben en dus veel invloed op de uitgaven. De praktijk is dat er zoveel is dichtgeregeld dat de gemeenten nauwelijks beleidsruimte hebben, en ook de uitvoeringsvrijheid is beperkt. Als aanvragers aan de voorwaarden voldoen moet de gemeente ondersteuning leveren. Wanneer de rijksoverheid een individueel recht geeft aan inwoners, of een gemeente in medebewind opdraagt onder dichtgeregelde voorwaarden ondersteuning te leveren, heeft zij de plicht daarvoor voldoende middelen beschikbaar te stellen. Een gemeente hoort in die gevallen betaald te krijgen voor wat geleverd wordt. Dus moet gezocht worden naar een vorm van financiering die dicht bij declareren komt. De huidige tekorten ontstaan niet omdat gemeenten te royaal zijn, maar omdat de financiering van de rijksoverheid niet passend genoeg is. Art. 2 Fvw was nooit bedoeld om te zeggen ‘jullie kunnen het goedkoper, dus we decentraliseren niet alle geld mee’. Dat goedkoper kunnen is nooit onderbouwd, maar op basis van politieke wenselijkheid besloten. Zo gaan de gesprekken tussen overheden niet over maatschappelijke doelen, maar over geld. Dat helpt niet om als overheden gelijkwaardig met elkaar om te gaan en zich als één overheid te presenteren.
Accres systematiek
Bijzonder is ook dat de accressystematiek nog steeds bestaat. De uitgavenpatronen van de rijksoverheid en de gemeenten verschillen nogal, evenals de (voor gemeenten voorgeschreven) begrotingssystematiek. Dat maakt dat het huidige accres niet voldoende aansluit op kostenontwikkelingen van gemeenten. Om daaraan recht te doen zou gekozen moeten worden voor een kostenontwikkeling percentage dat past bij het type uitgaven. Afspraken maken over de besteding van het accres hoort daar niet bij. Als bezuinigingen nodig zijn of nieuw beleid gewenst is, behoort dat een politieke keuze te zijn, en niet via de financieringssystematiek te worden afgedwongen.
Gewenste veranderingen financiële verhoudingen
Bovenstaande impliceert:
- nieuw type uitkeringen voor taken die zo weinig beleids- en uitvoeringsvrijheid geven aan decentrale overheden dat ‘declareren’ terecht is;
- afschaffen van de huidige accressystematiek;
- afspraken over een kostenontwikkeling percentage passend bij de kosten van decentrale overheden; en
- bezuinigingen en beleidswensen als politieke keuze.
Tussen 1 april en 10 juli schreven bestuurders, wetenschappers en ambtenaren 12 columns en reacties in het kader van het schrijfproces van de studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen. Lees ze allemaal in deze bundel. |