Energietransitie in de praktijk: zo doe je dat (niet)
Als een kind thuiskomt met een acht voor wiskunde, worden ouders dan boos omdat het geen tien is? Nee, natuurlijk niet. Maar dat is precies wat volgens de Drentse gedeputeerde Tjisse Stelpstra wél gebeurt als we het hebben over het klimaatmaatregelen.
‘Wij praten in dit land altijd over een pakket van honderd procent en dan gaan we zitten chagrijnen over die laatste tien of twintig procent. Zo van, als we dat niet halen dan zwaait er wat. Terwijl je daarmee het enthousiasme voor die eerste zeventig of tachtig procent onderuithaalt.’
In 1 minuut:
|
‘Kunnen we nou met elkaar niet een systeem verzinnen – waarbij je van tevoren je doelen helder stelt – waarin we elkaar verder helpen bij het klimaatbeleid, in plaats van afrekenen?’ vraagt de ChristenUnie gedeputeerde zich af.
Op woensdag 5 juni is er in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over de inrichting van het bestuur, ook bekend als governance, met betrekking tot het klimaatbeleid. En daar hebben ze in Drenthe inmiddels best wat ervaring mee. Goede ervaringen, want Drenthe is al sinds het turfsteken een energieprovincie, maar ook slechte ervaringen.
‘Dat moeten we dus nooit weer zo doen, want daarna is het gesprek nooit meer op gang gekomen’
De emoties lopen regelmatig hoog op in de provincie bij de discussies rond klimaatmaatregelen. Denk aan de doodsbedreigingen aan de adressen van de aannemers en boeren die de windmolens in het gebied Drentse Monden en Oostermoer (in het Noordoosten van Drenthe) willen bouwen. Ook gedeputeerde Stelpstra wordt niet gespaard: hij staat op flyers van het ‘nee’-kamp afgebeeld als nazikampbeul.
'Provincie moet ook hand in eigen boezem steken'
Over de windturbines in de Drentse Monden en Oostermoer is veel te doen. Om te begrijpen wat er speelt, gaan we bijna tien jaar terug in de tijd. De provincie Drenthe spreekt dan met het Rijk af om in de provincie in totaal 285,5 megawatt aan windturbines te realiseren. Drenthe wijst daarbij een zogenoemd zoekgebied in de provincie aan: daarbinnen kan worden gezocht naar geschikte grond voor die windmolens.
In Noordoost Drenthe moet zoveel energie opgewekt worden, dat het om een project van nationaal belang gaat, vindt het ministerie van Economische Zaken. De Rijksoverheid neemt daarom de regie over van de provincie en gemeenten met de zogeheten rijkscoördinatieregeling (RCR).
‘Daarvan hebben we gezegd: dat moeten we dus nooit weer zo doen’, vertelt Stelpstra. ‘Dat is redelijk rigide aangepakt. En daar moet de provincie ook hand in eigen boezem steken, want wij hebben destijds véél te laat ingezien dat we dat anders hadden moeten doen. Wij hebben die zoekgebieden aangewezen in onze omgevingsvisie en daar is het Rijk weer mee verder gegaan. Dat is allemaal nogal top down gegaan. En daarna is het gesprek nooit meer op gang gekomen.’
‘In Coevorden is het gewoon goed gegaan’
En dat is jammer, want tegelijkertijd laten ze in Drenthe zien dat het ook anders kan. ‘In Coevorden is het gewoon goed gegaan’, stelt Stelpstra. ‘Vanaf het begin was daar de gemeente in positie en daar is het gebied ook vanaf het begin af aan betrokken in het gesprek. Natuurlijk zijn daar ook kleine dingen die de volgende keer beter kunnen, maar daar gaat het zonder gedonder, om het zo maar even te zeggen.’
Ook de gemeente Emmen is een interessant voorbeeld als het gaat om governance in klimaatbeleid, volgens Stelpstra. ‘Daar zien we dat het mogelijk is om in een conflictsituatie toch nog met elkaar eruit te komen.’
‘Ben je bereid ervan uit te gaan dat het idee van de ander beter is dan dat van jou?’
In de gemeente Emmen was felle weerstand tegen windmolens in het gebied. ‘Dat gaan we niet doen, zeiden ze daar. Dus toen hebben wij als provincie gezegd, wij hebben met het Rijk een afspraak om 285,5 megawatt te leveren, dus dan gaan wij het als provincie wel doen. Dan gaan we jullie overrulen’, vertelt Stelpstra. ‘Máár, hebben we tegen Emmen gezegd, dat doen we alleen omdat jullie weigeren. Dat was heel helder.’
‘Nou, uiteindelijk heeft de gemeente Emmen toen gezegd: Dat gaat niet gebeuren. Dan doen we het liever zelf.’ Inmiddels is Emmen in gesprek met haar inwoners en met de windmolenboeren. En lijkt er volgens Stelpstra een oplossing te zijn. ’Er wordt nu een park gerealiseerd van vijftig megawatt, met lagere molens en de boeren nemen genoegen met een lagere winst. Daarvan dacht men dat het onhaalbaar was, maar hier zie je dat je er samen toch uit kan komen.’
Hoe moet het dan wel?
‘Dit klinkt heel obligaat, maar laat de besluitvorming daar gebeuren waar het plaatsvindt. Dan denk je, ja dat vindt iedereen, maar dat is dus niet zo in de Haagse stolp.’ Vooral Kamerleden maken zich volgens Stelpstra schuldig aan nodeloze bemoeienissen.
‘Als ik dan weer zie dat er moties worden ingediend over zonneparken op landbouwgronden, dan denk ik: waar zijn we nou mee bezig? Regionale en lokale overheden werken daaraan. Die staan dicht bij de mensen, die weten waar de problemen zitten. Als onze inwoners nou heel tevreden zijn met zonnepanelen op plek A, waarom moet iemand ander dan vinden dat dat een slechte plek is?’
En Stelpstra heeft nog een advies: ‘Als bestuurder moet je aan inwoners gewoon vragen: wat is jouw idee? En ben je dan als bestuurder bereid ervan uit te gaan dat het idee van de ander beter is dan dat van jou? Voor bestuurders en politici is het lastig dat mensen een heel ander idee kunnen hebben dan jij hebt. Maar wat wel gerealiseerd kan worden en wat ook prima is.’
‘We hebben destijds een hele discussie gehad met mensen in de Drentse Monden en Oostermoer die zeiden, we willen diezelfde hoeveelheid energie wel opwekken hier, maar dan met zon. Wij hebben vanuit onze rol toen gezegd van: nee, afspraak is afspraak. Maar met de kennis van nu moet het Rijk voortaan misschien zeggen: Prima, dan doen jullie het toch met zonnepanelen.’