Succesvol interbestuurlijk samenwerken aan Nieuwe Hollandse Waterlinie
Vier provincies, een flink aantal gemeentes, waterschappen, natuurorganisaties, ondernemers en particulieren werken nauw samen aan het verbeteren en beheren van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. En met succes: het grootste rijksmonument van Nederland staat er qua onderhoud prima voor en speelt een steeds belangrijkere rol in landschaps- en natuurbehoud, waterbeheer, recreatie, educatie en de lokale economie. In 2020 hoopt de linie op de Unesco Werelderfgoedlijst te staan. Afgelopen januari is de aanvraag formeel ingediend bij Unesco en in behandeling genomen. De partners zijn trots op wat er onderweg is geleerd en bereikt, óók op het gebied van effectief interbestuurlijk samenwerken, vertellen de Utrechtse gedeputeerde Mariëtte Pennarts en programmamanager Maryann Glorie.
‘Stad tot ín de linie gegroeid’
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een 19de- en 20ste-eeuwse structuur van inundatiegebieden (gebieden die expres onder water kunnen worden gezet), forten en verdedigingswerken die West-Nederland moest beschermen tegen aanvallen uit het oosten. Tot de dag van vandaag is de waterlinie bepalend voor het landschap. Tot begin jaren ’60 valt de waterlinie onder de ongedeelde verantwoordelijkheid van het Rijk, maar daarna verbrokkelt het beheer en verliezen de terreinen steeds meer van hun historische sporen. De Utrechtse gedeputeerde Mariëtte Pennarts is de afgelopen acht jaar als bestuurder verantwoordelijk geweest voor het Utrechtse – en daarmee veruit het grootste – deel van de linie en voor het activeren van de samenwerking over de provinciegrenzen heen. ‘Het verrommelde destijds gewoon’, zegt ze.
Het "redden" van de uitgestrekte waterlinie is dan ook minder vanzelfsprekend dan het lijkt, vindt ze. ‘Er is volop concurrentie om ruimte. Kijk alleen al naar de enorme opgaves die we hebben op het gebied van woningbouw of de energietransitie. Daarom is het wel mooi dat we nu oog hebben voor het bijzondere verhaal van de waterlinie – zonder dat we het gebied "op slot" doen.’
‘Als je kijkt naar Utrecht, ‘dan zie je dat de stad zelfs tot ín de linie is gegroeid.’
Panorama Krayenhoff
Vanaf het midden van de jaren ’80 wordt er weer flink geïnvesteerd in het behoud van de belangrijkste elementen van de linie. De echte kentering naar een integrale aanpak komt als het Rijk in 2004 opdracht geeft om een gebiedsvisie te ontwikkelen voor de gehele Nieuwe Hollandse Waterlinie: Panorama Krayenhoff, genoemd naar Cornelis Krayenhoff, de strateeg die in de 19e eeuw het initiatief tot de aanleg van de linie nam. Panorama Krayenhoff stelt vast: ‘Hoewel verscholen en geschonden, is de kenmerkende hoofdstructuur van de Nieuwe Hollandse Waterlinie nog steeds in het landschap aanwezig.’ Maar om die te behouden, is actie in de vorm van een integrale aanpak noodzakelijk. De linie wordt aangewezen tot Nationaal Project en krijgt in 2005 de status van Nationaal Landschap.
Zeven "enveloppen"
Maryann Glorie is programmamanager bij de provincie Utrecht en lid van het overkoepelende Linieteam, de uitvoeringsorganisatie en belangenbehartiger van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als geheel. Glorie is er sinds 2013 bij betrokken en heeft dan ook vele politieke, bestuurlijke en maatschappelijke (kronkel-)wegen die naar de huidige situatie leiden van dichtbij gezien. Over het startpunt vertelt ze: ‘Panorama Krayenhoff verdeelde de linie in een zevental "enveloppen" (beschikbaar gesteld geld), die elk bij een bepaald gebied hoorden. Er was er één voor de provincie Noord-Holland, vier voor Utrecht en twee voor Gelderland, Noord-Brabant en Zuid-Holland. Die laatste drie provincies hadden al een overeenkomst, het, "Pact van Loevestein", waarin ze onder andere met gemeentes, Staatsbosbeheer en waterschappen samenwerkten. In de provincie Utrecht waren er per envelop afspraken waren de meest direct betrokken gemeentes leidend per envelop. Als provincie schoven we aan en er was een Nationaal Projectbureau voor de samenhang.’ Op deze manier werd per envelop zeker vooruitgang geboekt, maar de optimale samenhang ontbrak nog, vinden zowel Pennarts als Glorie.
Financieel door een flessenhals
Tot 2011 was het Rijk een belangrijke financiële partner in de ontwikkeling van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Maar de toenmalige staatssecretaris van landbouw Henk Bleker zette een streep door deze financiering. Maryann Glorie: ‘Het ging in korte tijd van heel veel- naar heel weinig geld van het Rijk. Dat bracht wel een schokeffect teweeg. De betrokken provincies zijn bij elkaar gekomen en hebben een keuze gemaakt: wat vinden we écht belangrijk om op te pakken?’ Niet lang daarna besloot het Rijk ook haar coördinerende rol te willen decentraliseren. Mariëtte Pennarts vult aan: ‘Het Rijk heeft natuurlijk enorm geïnvesteerd in de linie, waardoor op dat moment de belangrijkste restauratiewerkzaamheden wel gedaan waren en het oog gericht kon worden op de maatschappelijke benutting, goed beheer en het realiseren van economische waarde. Het feit dat het Rijk uitstapte heeft er natuurlijk voor gezorgd dat we financieel door een flessenhals zijn gegaan. Maar het heeft ook gezorgd voor eigenaarschap en draagvlak van onderop.’
Pact van Altena
De keuzes die door de provincies zijn gemaakt, zijn vastgelegd in het Pact van Altena, een bestuursovereenkomst die de koers vastlegt van 2014 tot aan het jaar 2020. Doel van het pact is te werken aan een herkenbaar waterlinieprofiel, zodat mensen de waterlinie herkennen, begrijpen en waarderen en om te komen tot maatschappelijk en economisch duurzaam gebruik. Het Rijk verleent medewerking door te ondersteunen bij de Werelderfgoed-nominatie. ‘Dat we als vier provincies samen met zoveel energie deze rol hebben opgepakt, is best bijzonder’, vindt Pennarts. ‘Het gaat om behoorlijk wat geld waar we het over eens moesten worden – niet alleen geld voor projecten, maar ook geld om de organisatie te betalen – dat is vaak een lastigerpunt. Maar we zijn er uit gekomen.’ Inmiddels heeft dat geleid tot de inrichting van een stevige programmaorganisatie, met een gezamenlijk Linieteam dat activeert, coördineert en communiceert, linie-experts die vanuit hun deskundigheid adviseren en uitstekende banden met de waterschappen, gemeentes en natuurbeschermers. De ondernemers op- en rond de waterlinie hebben zichzelf verenigd in een Stichting Liniebreed Ondernemen en dragen zo bij aan de ontwikkeling.
Het helpt natuurlijk wél, als je met z’n allen een duidelijke, gedeelde ambitie hebt, waarop je je inspanningen richt.’
Nieuw elan en richting
Het Pact van Altena heeft nieuw elan en richting gegeven aan de lokale inspanningen om de Nieuwe Hollandse Waterlinie verder tot leven te brengen. De zuidelijke provincies hebben een upgrade en intensivering van "hun" Pact van Loevestein afgesproken en ook Utrecht heeft inmiddels zijn eigen pact: het Pact van Ruigenhoek. ‘De gemeentes, de waterschappen, de ondernemers, elke partij doet daarin de dingen waar men goed in is’, vindt Pennarts. Door de samenwerking gaat met name het openen van het gebied voor het publiek razendsnel, meent Glorie. ‘Er ligt bijvoorbeeld inmiddels al 360 kilometer aan lange afstand wandelpaden.’ De Unesco-werelderfgoed nominatie lijkt een belangrijke factor in het verbinden van de uiteenlopende partijen. ‘Persoonlijk denk ik dat het erg lastig was geworden, zónder het zicht op die nominatie’, zegt Glorie. ‘Het gaat om geld, urgentie en ambitie. Dan heb je zo’n stip op de horizon echt nodig.’ Pennarts onderschrijft dat: 'Je moet verbinding houden, maar tegelijkertijd voorkomen dat zaken te ingewikkeld worden.‘
In 2019 zal de Unesco nauwgezet beoordelen of de aanvraag van de Nieuwe Hollandse Waterlinie voldoet aan de strenge eisen, waarna in 2020 het predicaat Werelderfgoed daadwerkelijk verleend kan worden.
Over de Nieuwe Hollandse Waterlinie
Het idee van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is gebaseerd op de visie de militair strateeg Cornelis Krayenhoff. Sinds de start van de aanleg in 1815 is er een kleine 50 jaar gebouwd aan een onneembare vesting die Holland beschermde tegen vijandige troepen. Bij oorlogsdreiging konden van Muiden tot aan de Biesbosch brede stroken land onder water worden gezet, die Holland onbereikbaar maakten. Op strategische posities werden forten en kazematten gebouwd. De Waterlinie is drie keer in stelling gebracht. De eerste keer was tijdens de Frans – Duitse Oorlog van 1870 – 1871. De tweede keer was tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914 – 1918, waarbij de waterlinie er vermoedelijk toe heeft bijgedragen dan Nederland buiten de oorlogshandelingen bleef. De Duitse aanval op ons land in 1940 leverde het bewijs dat het systeem geen militair nut meer kon dienen: ze vlogen er gewoon overheen. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de forten onder andere nog enige tijd gebruikt als opslagplaats voor materialen van de Bescherming Bevolking (BB).