Herman Pleij: Onze volksaard werkt voor en tegen het IBP
Nederland kent een traditie van samenwerken, maar we zijn ook anti-hiërarchisch en daardoor is niet altijd even duidelijk waar de eindverantwoordelijkheid ligt. Het Interbestuurlijk Programma (IBP) heeft daardoor delen van de Nederlandse volksaard mee, maar ook veel tegen. Dat zei Herman Pleij, emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde, bij de viering van de eerste verjaardag van het IBP.
Het land dat ontstaan is uit moeras en blubber en van oudsher bestaat uit boeren, burgers en kooplieden is van nature uitgerust om samen te werken, aldus Pleij. ‘Geen land ter wereld kent zo’n hoge verenigingsdichtheid als Nederland. We hebben de neiging om zelfstandig te zijn, maar we hebben ook behoefte aan sterke saamhorigheidsgevoelens.’
De talloze festivals en verbroedering tijdens Koningsdag ziet de emeritus hoogleraar als een bewijs van die drang naar saamhorigheid. Het land dat ooit ontstond uit Zeven Provinciën is daarnaast sterk decentraal van karakter. ‘Hoe maak je een gemeenschappelijk belang duidelijk? Die vraag loopt door de hele Nederlandse bestuursgeschiedenis heen’, aldus Pleij.
Compromissen
De Nederlandse politiek is niet voor niets zeer bedreven in sluiten van compromissen. Wat iets anders is dan consensus. ‘Compromissen ontstaan door het eens te worden vanuit zeer extreme meningen’, aldus Pleij. Dat is een speciale eigenschap in Nederland: ‘Anders kun je niet regeren in dit land.’
De Hoogheemraadschappen passen in die traditie. ‘Onder meer boeren en monniken werkten hierin samen voor goed beheer van het land en het water. De monniken deden dat vooral om Gods schepping te voltooien.’ Notulen uit die tijd reppen van vergaderingen met eindeloze ruzies, maar er wordt wel altijd een besluit genomen.
Nog een typisch Nederlands fenomeen: een leider moet onderdeel zijn van het geheel. Er is weinig ontzag voor leiders. Het is volgens Pleij niet voor niets zo dat Nederland al een eeuw lang bruggenbouwers als premier heeft, ook al wordt vocaal nog wel eens de noodzaak van een ‘sterke man’ beleden. En er is een gigantische ideeënrijkdom, beschrijft Pleij. ‘Hoe kan het anders dat zo’n klein land aan de wereld zo veel heeft bijgedragen op het gebied van schilderkunst, architectuur, sport en wetenschap?
Podia
Er zijn een paar kenmerkende dingen in Nederland waar ook het IBP mee te maken heeft, zegt Pleij. ‘Je ziet bij grote fusies of bouwprojecten zoals de Noord-Zuidlijn dat niemand meer overzicht heeft of grip op wat er gebeurt. Onduidelijk is wie daarin de verantwoordelijkheid neemt.’ En fusies stranden omdat er dan uiteindelijk toch een hiërarchie ontstaat. ‘Daar zijn wij gewoon niet goed in en dat is soms echt verontrustend. En dan gaan partijen liever weer uit elkaar. Terug naar hun eigen uitgangspunten en dan maar weer verder op basis van samenwerking.’
Het is verder nodig om podia te creëren waarop mensen elkaar kunnen uitdagen. ‘Mensen moeten de kans krijgen om hun ervaringen in te zetten.’ Op die podia kunnen Nederlanders het ook goed met elkaar oneens zijn, want we zijn volgens Pleij niet zo fijngevoelig. ‘Hier zijn we niet zo snel in onze eer aangetast als in andere culturen. Er wordt wel eens wat over en weer beledigd, maar we zijn vooral pragmatisch. Diepe gekwetstheid en daaruit voortkomende eerwraak, daar doen we niet aan.’
Bestuurders moeten volgens de historicus erg uitkijken voor identiteitspolitiek, die volgens hem in de hele wereld in opkomst is, maar vooral in het Westen. ‘Dat betekent dat mensen op hun strepen gaan staan en zich terugtrekken. Daar houden wij niet van en daar zijn we ook niet goed in. Wij zijn juist van het verbinden, het internationaal optreden, ook hier in verenigingsverbanden.’ Identiteitspolitiek is vaak gebaseerd op nostalgie, aldus Pleij: ‘Men probeert het eigene te definiëren, maar dat lukt nooit, want dat is sentiment.’
Eigenheid
‘En het betekent altijd het uitsluiten van nieuwelingen en vreemdelingen. Dat gebeurt bij Brexit, dat is wat Trump doet, dat is wat de AfD in Duitsland doet. Allemaal grijpen ze terug op oude waarden, dus van voor er vreemdelingen waren. Van ‘toen we zelf nog de baas waren in ons eigen land’. Die identiteitspolitiek zie je ook op kleinere schaal. Mensen sluiten zich op in eigen kring en nemen de eigenheid als richtlijn. Daar moet je erg voor uitkijken, want het staat haaks op samenwerken. Gelukkig hebben we hier die mentaliteit al sinds de Middeleeuwen bevochten.’
De ‘verhuftering’ die Pleij ziet is een verwant probleem. ‘De zuilen beloofden hun leden vroeger het paradijs. Bij de religies volgde dat na het ploeteren op aarde, bij de communisten kon je in het arbeidersparadijs nog bij leven controleren of het klopte. Dat uitzicht is weg, en daarom slaat men nu met de vuist op tafel en zegt men ‘ik wacht niet op later, ik moet hier en nu scoren’. De materialisering van het leven bepaalt zo de toekomst in hoge mate. In de samenwerking moeten we daar verre van blijven. Daar moeten we blijven werken met provocatie in positieve zin. Want dat houd ik vast: ideëenrijkdom, elkaar uitdagen, om de tafel zitten. Daar zijn we goed in en daar zijn ontzettend goede dingen uit voortgekomen.’