‘De NOVI moet een verhaal van mogelijkheden worden’
‘Er wordt me wel eens gevraagd: hoe krijg je bij het maken van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) alle andere overheden, belanghebbenden én 17 miljoen Nederlanders mee? Het antwoord is eigenlijk: dat lukt nooit volledig. Want beleid maken betekent keuzes maken. En bij keuzes heeft vaak iemand een last, maar een ander juist plezier. Het gaat over lusten én lasten verdelen en dat is altijd ingewikkeld. Neem nou de energietransitie. We beseffen allemaal dat die nodig is, maar dat betekent ook dat we moeten ingrijpen in het landschap. Dat de boer die een windmolen op zijn erf zet daar profijt van heeft, maar zijn buurman er overlast door ervaart. Of neem de luchtvaart. We willen met zijn allen op vakantie met het vliegtuig, maar dat betekent ook last voor de omwonenden van het vliegveld.
Ik zeg daarom dat een NOVI die iedereen fantastisch vindt eigenlijk een heel slecht verhaal zou zijn. Als we voor iedereen en alles de optimale keuzes zouden maken, is het land simpelweg te klein. Daar is geen ruimte voor. We moeten de strikte scheiding van functies loslaten. We zijn in Nederland altijd heel erg gewend geweest om alles naast elkaar te doen. Dat gaat nu niet meer. Het aantal inwoners stijgt, de energietransitie vraagt meer ruimte, de economie groeit, de behoefte aan vervoer ook, en door de klimaatverandering is er meer ruimte nodig voor waterberging. Om maar wat voorbeelden te noemen. Alleen het aantal boeren neemt af, maar of de kringlooplandbouw met minder grond toe kan is nog maar de vraag.
Daarom moeten we in de NOVI niet met antwoorden uit het verleden komen, maar echt nieuwe mogelijkheden neerleggen. We moeten veel vaker combinaties van functies gaan maken. Dat lijkt voor de hand te liggen, alsof we dat altijd al hebben gedaan, maar dat is echt onvoldoende het geval. Om de schaarse ruimte beter en veel slimmer te gebruiken, zijn creatieve combinaties nodig en mogelijk. Neem biodiversiteit. Dat lijkt in eerste instantie bij uitstek iets voor op het platteland, onverenigbaar met de stad. Maar dat is niet zo. In een stedelijke omgeving is juist heel veel te doen dat aan die biodiversiteit bijdraagt, door meer groene gevels en daken bijvoorbeeld. Dat is wél moeilijker, en daarom is samenwerking tussen alle betrokken partijen hard nodig.
Die samenwerking is niet makkelijk. De departementale indeling in Nederland is behoorlijk verschot, en soms is dat een goed ding. Je moet immers niet alles bij elkaar in één grote soep gooien. Maar sommige zaken zijn nou eenmaal niet sectoraal op te lossen. De Noordzee is een mooi voorbeeld. Daarbij gaat het over milieu, scheepvaart, visserij, windmolens en recreatie, en er zijn ook mensen die er wellicht een luchthaven willen aanleggen. Daar krijg je gegarandeerd botsende belangen, en die staan simpele sectorale oplossingen in de weg. Daarom moet je alle partijen meenemen en samen tot nieuwe benaderingen en oplossingen komen.
De NOVI wordt voor dat alles eerder een startschot dan een eindpunt. We kunnen niet zeggen: de visie is klaar, dus alle knelpunten en problemen zijn in één keer opgelost. Dat kan ook helemaal niet in één document voor het hele land. We moeten met dat uitgangspunt per gebied kijken wat juist daar nodig is, regionale Omgevingsagenda’s maken en alle belanghebbende partijen daarbij betrekken. Dat vraagt van de Rijksoverheid een andere benadering. Een horizontale verhouding, waarbij het Rijk naast en tussen regionale en lokale overheden staat, en niet erboven. Alleen dan krijgen we een goede balans tussen wat we willen bereiken en hoe we dat samen gaan doen. We kunnen in de eerste NOVI lang niet op alle punten direct concreet zijn. We zullen een selectie maken van punten waar we meteen richting kunnen bepalen. Het is onze dure plicht om keuzes te maken en niet te vluchten in abstracties.
Er wordt nog wel eens gesomberd over Nederland en over alle grote uitdagingen waarmee we nu en in de toekomst te maken krijgen. Ik wil het juist positief bekijken. We zijn hier altijd in staat geweest ons aan te passen aan moeilijke omstandigheden. Nederland was ooit een vrijwel onleefbaar moeras, maar we zijn er desondanks in geslaagd een van de welvarendste en meest productieve landen ter wereld te worden. Dat aanpassen kunnen we nog steeds, daar ben ik van overtuigd. Daarom moet de NOVI een verhaal van mogelijkheden worden. Er liggen kansen op alle vlakken, voor een sterke en duurzame economie, maar dan moeten we wel keuzes maken, en die zullen soms ingrijpend zijn. Dat gaat niet zonder goed overleg en goede samenwerking. Daar vraagt deze tijd om.’
Emiel Reiding is bij het mininsterie van BZK directeur van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), de strategische langetermijnvisie op de totale fysieke leefomgeving in Nederland.